Over reeën doodschieten, behouden en administratie in de praktijk. Begin oktober is het jachtseizoen op wild (fazant, wilde eend, houtduif, konijn en haas) al een kleine twee weken geopend. Toch zijn er veel jagers die dan nog geen schot hebben gelost.
De provincie laat ook regelmatig van zich horen. ‘U moet meer reeën schieten.' Maar jagers Richard en Jos zijn heel eensgezind: „Bij reeën mag je geen fouten maken. Dat zijn zulke aaibare dieren.” Op reeën, zo vertellen de jagers, mag het hele jaar door worden gejaagd. „Maar”, maken ze duidelijk, „in Nederland zijn we niet opgevoed om alles zo maar dood te schieten. We willen in eerste instantie behouden en voeren geen uitroeibeleid.” En daarover botsen ze dan weer met de boeren, die klagen dat zwijnen schade aanrichten aan hun gewassen. Het Limburgse land bulkt van gebieden waar bos en landbouw elkaar raken. „Eén gedekte tafel”, aldus de twee.
De jagers worden dus veel ingeschakeld door agrariërs. Maar voordat Richard en Jos overgaan tot het schieten van wild dat zich in hun jachtveld bevindt, willen ze weten hoeveel dieren er zitten. „We zijn tweehonderd dagen per jaar in het veld, waarvan honderdnegentig alleen met een verrekijker. Van ons eigen veld willen we alles weten. We tellen regelmatig hoeveel dieren van elke soort er zitten en proberen dan in te schatten hoeveel er in het voorjaar nog lopen.”
In de uitvalsbasis van de twee jachtvrienden, het ‘Hutje van de Sterke Verhalen' in de achtertuin van Jos leren we dat reeën zeer territoriale dieren zijn. De aaibaarheidsfactor wordt vergroot, omdat de meeste mensen ze verwarren met tekenfilmhertjes, Bambi's, die zij vaak op televisie zien. Als er veel jonge reebokken zijn geboren, willen die allemaal een eigen territorium. De ruimte daarvoor vinden zij in een maïsveld, een boomgaard of in kleine bosjes langs de snelweg.
Met schade of verkeersslachtoffers tot gevolg. Dat is het moment dat de jager wordt ingeschakeld. „Het beheer van reeën vindt het hele jaar door plaats, maar voordat we op kleinwild gaan jagen, moeten de bladeren zijn gevallen en moet het al eens gevroren hebben”, aldus Jos.
Net als reeën zorgen ook wilde zwijnen voor nogal wat overlast. „De overheid hanteert op veel plaatsen een nuloptie, wil ze vaak niet hebben. ”Wilde zwijnen richten niet alleen veel schade aan bij boeren, maar ook bij particulieren en op sportvelden. En als een keiler (een mannetjeszwijn) in botsing komt met een auto geeft dat een flinke klap, want die weegt zo'n 120 kilo. En je moet hopen dat wandelaars niet in de buurt komen van een bagge (een wilde zwijn moeder) met jongen, want dat kan heel gevaarlijk worden.”
Toch distantiëren de twee jagers zich van het voorval waarbij op zondag uit het water geredde wilde zwijnen werden doodgeschoten. „Het grote publiek denkt dat het een jager betrof vanwege diens groene kleding, maar de schutter was een buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA). In de wet heeft altijd gestaan dat er op zondag niet wordt gejaagd.”
Jagen is veel meer dan schieten, weten we inmiddels. Als we het jachtgebied jachtgebied van Jos in trekken (110 hectare, ruwweg 200 voetbalvelden groot) wijst hij ons op wroetsporen van zwijnen, een bewoonde dassenburcht (Nederlands grootste landroofdier en beschermd), verscheidene reeënwissels en een opvliegende buizerd. De eigenaar van de grond is gerechtigd om te jagen, maar hij verhuurt dat jachtrecht veelal aan een jager. Vaak is de huur een percentage van het afgeschoten wild. Of de boer gunt de jager het jachtgenot omdat hij zo schade aan gewassen voorkomt. „Je moet er niet voor weglopen. Schieten hoort er gewoon bij. Maar schieten is een kunst, niet schieten is veel moeilijker. Want bij het plaatsen van een goed schot komt nogal wat kijken. Zo mag op groot wild als reeën en zwijnen niet met hagel worden geschoten. Zo'n dier moet stilstaan en je moet 'm raken in zijn ribbenkast, waar hart en longen zich bevinden. Het kaliber van een jachtgeweer is rechtstreeks gerelateerd aan het uitgangspunt dat een dier onmiddellijk dood moet zijn”, vertelt Jos. Bij kleinwild ligt dat anders. Daar mag wel met hagel op worden geschoten, terwijl ze op de lopers (poten) of de wieken (vleugels) zijn. Jagersjargon voor bewegend. „Een beest wordt door tien à vijftien kogeltjes getroffen en is veelal onmiddellijk dood. Als je met één kogel zou schieten, kan een gewond dier nog wegkomen en een langzame, pijnlijke dood sterven. Hagel is op een afstand van zo'n 150 meter niet meer gevaarlijk, tenzij je het in je oog krijgt. Met een kogel schiet je iemand op drie kilometer afstand van de fiets”, legt Vleugels uit. De twee benadrukken dat de jacht in Nederland aan strenge regels gebonden is. „Veel jagers haken af vanwege de omvangrijke administratie in het veld.” Als we bijna terug zijn in de bewoonde wereld, antwoordt Richard op de vraag wat ze denken over de voortdurende kritiek op de jacht: „Als die mensen zelf totaal geen vlees eten, heb ik respect voor hun mening. Maar als ze het hele jaar door eieren, worstjes en hamburgers op tafel zetten… Ik beleef ook geen plezier aan het schieten van een dier. Ik heb er wel voldoening van. Dat is een dubbel gevoel: het is verantwoord gebeurd, maar je hebt wel een besluit genomen over leven en dood.”
Naar: De jager laat zijn geweer nog even thuis door Jan Cuijpers in de Limburger. Gepubliceerd op: 28.10.14