Afbeelding: Reebok op maaipad. Foto: Huib Mekers


Habitat (thuis) en biotoop zijn twee veel op elkaar lijkende begrippen. De biotoop van het ree bestaat uit de leefomstandigheden die noodzakelijk zijn voor het ree om daarin te leven.

De aanwezigheid van het ree maakt of de biotoop ook diens habitat is. Ontbreekt het ree in een biotoop dan ontbreekt er hoogstwaarschijnlijk iets essentieels in de leefomstandigheden. Het ree geeft zelf aan of alle noodzakelijke leefomstandigheden beschikbaar zijn bijvoorbeeld de rust of toegang.

De belangrijkste elementen in de biotoop van een ree zijn voedsel, rust en dekking. In gebieden met afwisselend dekking en open terrein is de verhouding tussen voedsel, rust en dekking al snel voldoende om reeën te huisvesten.


We zien het ree meestal als een bewoner van loofbossen met relatief veel open plekken of overgangen naar open terrein. Daarin is veel ondergroei met bereikbaar voedsel. Veel van die landschappen bieden naast dat voedsel, ook de rust voor het herkauwen in de zomer en het onnodig interen op voedselreserves in de winter.

In dat afwisselende biotoop bepaalt de populatie reeën of en zo ja waar de omstandigheden voldoende zijn (habitat) en wat het leefgebied is. Als in dat leefgebied voedsel, rust en dekking optimaal zijn, zijn de reeën gezond, sterk en zwaar.

Als onrust het leefgebied van het ree verstoord gaat het ree opzoek naar de betere leefomstandigheden en vindt diens habitat. Naast bereikbaar zijn van voedsel is het dan vooral rust dat maakt dat een biotoop ook werkelijk een habitat is of wordt van reeën. Rust is ook bescherming tegen predatoren en andere jagers.

Afbeelding: Etende reebok Foto: Joke Hendriks


Het ree is een herkauwer met een spijsvertering die het voedsel veel sneller verteerd dan grote herkauwers. Het haalt daardoor relatief snel energie uit het voedsel. Omdat reeën zijn aangewezen op licht verteerbaar voedsel eten ze bij voorkeur knoppen en jonge bladeren van bomen, struiken en kruidachtige planten. Deze zijn in ons land overal wel te vinden.


In het voorjaar en de zomer, is de variatie en het aanbod in voedsel het grootst en in de nazomer en in de herfst is er voldoende voedsel in de vorm van groen en vruchten aanwezig om voor de aanvang van de winter een stevige vetreserve op te bouwen. Vruchten zoals eikels en beukennoten (mast) worden graag door reeën gegeten. In jaren waarin er veel van deze wilde vruchten zijn, leidt dit tot goede vetreserves.

In de winter is het voedsel waaruit door het ree relatief snel energie kan worden gehaald zeer beperkt. Ze teren dan in op hun reserves. Er ligt in Nederland vrijwel nooit zolang en dik sneeuw dat er geen voedsel bereikbaar is en de reserves van alle reeën volledig uitgeput raken.

Als door het gebrek aan vezels en belangrijke voedingselementen het ree zelf geen reserves van vet- en mineralenreserves heeft kunnen opbouwen lijdt dit vaak tot stofwisselingsproblemen zoals diarree. Het kan daardoor voorkomen dat reeën sterven. Intensief beheerde grasland vormt in de winter en in het vroege voorjaar een bron van eenzijdig voedsel.

Het ree drinkt weinig. Het heeft aan het weinige vocht dat in het voedsel aanwezig is vaak voldoende vocht. In extreem droge perioden gaan reeën naar drinkplaatsen. Bij een tekort aan vocht treden spijsverteringsstoornissen op zoals diarree. Diarree kan ertoe leiden dat het ree sneller uitdroogt dan je op grond van het te kort aan water zou verwachten.

In bepaalde gevallen is het mogelijk om bos en natuur te beheren met als doel voedsel voor reeën. Dat gebeurt dan met name om schade aan bos- en landbouw te voorkomen.

Afbeelding: Herkauwende reebok Foto: Dick Pasman


Rust is naast voedsel en voortplanten een belangrijk element in de leefomstandigheden van een ree. De spijsvertering van het ree is geschikt om licht verteerbaar voedsel met een grote frequentie te herkauwen, veel meer dan grotere herkauwer.

Zonder rust om het voedsel te herkauwen kan een ree uiteindelijk sterven, zelfs met een volle maag. De energiehuishouding raakt dan zodanig verstoord dat de kans op gevaren toeneemt, het voortplanten beïnvloed wordt en ziekten en ongemakken optreden.


Rust betekent dat reeën voldoende vertrouwd zijn met de geuren, geluiden en bewegingen uit de omgeving of afgeschermd zijn van deze prikkels voor de zintuigen. Afgeschermd zijn kan ook door voldoende afstand tot het mogelijke gevaar. Die afstand wordt beïnvloed door de barrières voor geur, geluid en beweging. Die barrières noemen we dekking. Naarmate de prikkels erger zijn zal de dekking omvangrijker, dichter of voor belagers vervelender moeten zijn om het ree de nodige rust te bieden.

Als de afstand tot de verstoring groot genoeg is kan een ree overleven. Een voorbeeld van reeën die op die manier overleven zijn de veldreeën. Zij hebben geleerd hoe groot de afstand tot mensen of andere belagers moet zijn om te kunnen overleven. De reeën gebruiken daarbij ook stijlranden, slootkanten en akkerranden als beschutting tegen diverse invloeden.

De meest waardevolle dekking voor reeën is echter begroeiing. Begroeiing heeft namelijk een ander voordeel namelijk het bestaat uit voedsel, een ander fundamenteel element in de leefomgeving van reeën.

Naast eten zijn er andere activiteiten in het leven van reeën die inspanning kosten. Deze worden afgewisseld met periodes waarin het dier onnodig energiegebruik voorkomt, en hersteld. Dit gedrag de afwisseling van periodes van inspanning en rust vormen een golfbeweging, het levensritme van het ree.

Foto: Reebok in de dekking

Voedsel en rust zijn belangrijke element in het leven van een ree. Reeën hebben een voorkeur voor rust door begroeiing. Onderzoek naar het gedrag van reeën heeft aangetoond dat het dier de begroeiing gebruikt als beschutting of dekking om mogelijk gevaar te ontwijken.

Een ree kan ook vertrouwd raken met regelmatig voorkomende, niet bedreigende, activiteiten. Als voorbeeld kennen we reeën in stedelijke gebieden, op vliegvelden, langs wegen en naast crossterreinen. De regelmaat van de niet bedreigende activiteit en de aanwezige reeën zorgen dat er een generatie reeën ontstaat die heeft geleerd met de activiteit om te gaan. De reeën bevestigen daarmee dat regelmaat een vorm van rust voor hen is!

Rust betekent voldoende afstand tot gevaar dan wel voldoende tijd om met een vreemde activiteit om te leren gaan.


Daar waar met dit verschijnsel rekening wordt gehouden zie je reeën, zelfs in een stad als Rotterdam. Als mensen en hun huisdieren geen vast patroon hebben in het gebruik van de begroeiing dan vormt deze geen beschutting meer. Met als gevolg dat het ree niet de nodige rust kan vinden. Dat is de reden dat in veel bossen rondom steden geen reeën worden gezien. Daarom kan gesteld worden dat honden laten struinen, vee onbeperkt laten grazen, wild-crossende mountainbikers, geocaching, nachtelijke droppings en jagen zorgen voor onrust. Bij het ontstaan van zo’n onrust nemen de risico’s op ongelukken toe.

Onrust is echter ook een natuurlijke invloed op een populatie reeën. Zo beïnvloed onrust de aanwas en sterfte van het ree. Grote grazers zoals koeien en paarden, andere diersoorten zoals het edelhert, wilde zwijn, de wisent en jagers zoals mens, lynx en wolf beïnvloeden de draagkracht voor het ree. De eerste plek waar onrust tot uiting komt is in het toenemend aantal aanrijdingen in het verkeer en waarnemingen van vluchtende reeën overdag.

Rust of zoals u wilt onrust, is daarmee de belangrijkste factor waarmee bezoekers en gebruikers van natuur en beheerders van een reeënpopulatie rekening moeten houden.

Cookies instellen