Het ree laat op verschillende manieren sporen achter. Zo zijn er:
Prenten
De aan één schakeling van prenten, afdrukken van de hoeven in de grond, vormen één van de aanwijzingen voor het aanwezig zijn van reeën. Aan het patroon, de vorm, de afdruk en de grootte van de prent kun je zien of er een volwassen ree of een reekalf heeft gelopen of gerend.
Vegen en krabben
De reebok markeert, veegt en krabt, in de loop van het voortplantseizoen in zijn territorium aan bodem en planten zoals struiken en bomen. De veegplekken ontstaan doordat reebokken veelvuldig met hun gewei langs de objecten wrijven of deze tussen de geweistangen nemen en er vervolgens mee 'slaan'. En de krabplaatsen. niet te verwarren met ligplaatsen, ontstaan door krabben met de voorlopers. Zowel het vegen als het krabben zijn een vorm van markeren van het territorium (vlag planten).
Geur
Tijdens het lopen en krabben in de grond wordt een geurstof uit de geurklieren aan de poten naar buiten geperst waardoor een reukspoor wordt gevormd waaraan elk ree individueel te herkennen is. Daarnaast bevindt zich bij de reebok een geurklier bij tussen de onderhuidse basis van het gewei, de rozenstokken.
Ligplaatsen
Op droge meestal wat hogere plaatsen in zowel bos als veld ligt het ree graag te herkauwen. Naar mate deze vaker gebruikt wordt is deze ligplaats beter te herkennen. Voor dat het dier gaat liggen krabt het in de bodem. Op den duur ontstaat zo een plek waar de planten beschadigd, dood of weg zijn. De humus en de rottende bladeren liggen meer aan de rand. En in het midden is soms zelfs de harde bodem te zien. De aanwezigheid van een sprong is goed te herkennen door meerdere ligplaatsen. Uit de grootte en diepte zijn het gewicht en de grootte van de reeën ten opzichte van elkaar af te leiden.