Zichtbare faunatechniek als signaal
Het waarnemen van faunatechniek, zoals wildspiegels, is een signaal dat op die locatie wildaanrijdingen kunnen voorkomen.
Mensen en dieren die nooit een gevaarlijke oversteeksituatie hebben meegemaakt, zijn vaak minder alert. Daarentegen worden zowel mensen als dieren waakzamer wanneer zij geconfronteerd worden met opvallende situaties — zoals wandelaars die ’s nachts met zaklampen schijnen of onverwachte geluiden maken.
Hoewel het aantal wildaanrijdingen na plaatsing van wildspiegels vaak afneemt, bestaat er twijfel over de daadwerkelijke werking ervan. Onderzoekers richten zich bijvoorbeeld op de veronderstelde afschrikkende werking van gereflecteerd rood en blauw licht bij veelvoorkomende soorten zoals reeën en witstaartherten. Een centrale vraag daarbij is: zijn herten daadwerkelijk bang voor gekleurd licht, zoals fabrikanten van reflectorsystemen beweren?
Uit onderzoek blijkt dat dieren niet vluchten voor gekleurd licht. Wel worden ze in eerste instantie alert, maar slaan ze zelden op de vlucht. Soms lijken ze zelfs gebruik te maken van de reflectie.
Er is bovendien geen sluitend bewijs dat reflectoren daadwerkelijk wildaanrijdingen voorkomen. Dit leidt tot de bredere conclusie dat wildspiegels het aantal botsingen tussen wild en voertuigen mogelijk niet significant beperken. Maar wat werkt dan wél?
Onderzoek laat zien dat het effect van wildspiegels zowel positief als negatief beïnvloed kan worden. Het is aannemelijk dat dieren hun gedrag aanpassen op basis van wat ze waarnemen, wat kan bijdragen aan een afname van aanrijdingen. Dat roept vragen op: hoe komt het dat dieren aanrijdingen weten te vermijden? Reageren bestuurders misschien op de aanwezigheid van wildspiegels? Of speelt de wijze van aanleg en monitoring een rol?
Deze onzekerheid kan ontmoedigend werken voor gemotiveerde wegbeheerders die zich inzetten om wildaanrijdingen te voorkomen.
Een opvallende bevinding uit één van de onderzoeken was dat het afdekken van wildspiegels met witte katoenen zakken leidde tot een sterkere afname van aanrijdingen. Daarentegen nam het aantal aanrijdingen juist toe wanneer de spiegels werden verwijderd of met zwarte zakken werden afgedekt.
Wij vermoeden dat zowel de reflectie als de oriëntatie van de spiegels invloed hebben op het aantal aanrijdingen, met name door het waarschuwende effect dat ze opwekken.
Reflectorhoogte en lichtwerking
Een belangrijk aspect in de effectiviteit van wildspiegels is de hoogte van de reflector. De gewogen gemiddelde hoogte van de horizontale scheidingslijn tussen licht en donker in de koplampbundel ligt rond de 72 cm. Dit bepaalt de minimale hoogte waarop de bovenkant van een reflector moet worden geplaatst om effectief licht te kunnen reflecteren.
Het dimlicht van voertuigen schijnt voornamelijk in de reflectoren aan de rechterzijde van de weg. Aan de linkerzijde is de lichtbundel beperkter: het licht schijnt daar onder een hoek naar beneden, met een daling van 5 tot 35 cm op 10 meter afstand van de lichtbron.
Bij een snelheid van 60 km/u en een bijbehorende stopafstand van circa 35 meter, is de bovenrand van de lichtbundel gedaald tot ongeveer 55 cm boven het wegdek, uitgaande van koplampen in de hoogste stand. Dit betekent dat reflectoren op die afstand nog effectief kunnen reflecteren als hun bovenrand zich op minimaal 55 cm hoogte bevindt.
Wanneer de vegetatie langs de weg een hoogte van 45 cm bereikt, kunnen in het wild levende dieren op 35 meter afstand nog net worden gewaarschuwd door het gereflecteerde dimlicht. Dit benadrukt het belang van zowel de plaatsing als het beheer van de vegetatie rondom de reflectoren.
Ook de reikwijdte en het werkgebied van de reflector zijn van belang. Het is essentieel om te bepalen of de bestaande reflectoren hun lichtbundel effectief over de weg kunnen projecteren, of dat ze vooral het aangrenzende terrein verlichten. Reflectie over de weg lijkt het meest effectief, mede omdat de lichtbundel van de reflector aan de overzijde van de weg doorgaans groter is en beter zichtbaar voor naderend wild.
Conclusie en vervolg
Om meer inzicht te krijgen in de werking van verkeersmaatregelen rond fauna, heeft het Kenniscentrum Reeën onderzoek gedaan naar de toepassing van wildspiegels. Wildspiegels (of wildreflectoren) bestaan in vele vormen. De kernvraag blijft: werken ze echt? Voorkomen ze daadwerkelijk wildaanrijdingen? En welke factoren spelen daarbij een rol?
Stand van kennis 2025
Ons advies: Leer door te doen. Plaats wildspiegels — want ze kunnen werken. Help elkaar (en ons) om de kern van hun werking te doorgronden en optimaliseer waar mogelijk. En soms is het ook goed om niets te doen.
We herkennen een volgorde in de relevante elementen: Reeën, blauw licht, lichtreflectie, mensen, remmen, verlichting, positie, afstand en gewenning.
Wildreflectoren moeten worden beschenen om licht te kunnen reflecteren. De reflectie ontstaat door het passerende verkeer, dat met zijn koplampen de spiegels activeert. Dit zorgt voor een dynamisch lichtbeeld dat mogelijk een waarschuwend effect heeft.
Tot slot is ook de rijsnelheid van groot belang. Onderzoek toont aan dat wildaanrijdingen op wegen met een maximumsnelheid van 60 km/u vaak te voorkomen zijn, terwijl dit op 80 km/u-wegen veel lastiger blijkt. De remweg bedraagt respectievelijk 35 meter en 54 meter — precies het bereik waarin wildspiegels en andere maatregelen hun effect moeten hebben.
Wat reeën zien
Uit onderzoek naar werking wildspiegels blijkt “Behalve het wilde zwijn beschikken alle onderzochte soorten over een tapetum cellulosum lucidum (kortweg: tapetum), een reflecterende weefsellaag in of achter het netvlies, die invallend licht opnieuw op de receptorcellen weerkaatst en daarmee een soort 'restlichtversterker' vormt. Dit verbetert het zien bij gelijkmatig zwak omgevingslicht (bijvoorbeeld maanlicht).
Komen daar enkele felle lichtbronnen bij (bijvoorbeeld de koplampen van naderende voertuigen), veroorzaakt het tapetum een aanzienlijk grotere fysiologische licht bij deze dieren vergeleken met een menselijke waarnemer van dezelfde scène.”
Het tapetum lucidum is een spiegelachtig laagje achter het netvlies dat de lichtgevoeligheid vergroot. Dit vergroot het zicht in het donker en maakt dat het oog oplicht wanneer er een lichtbron op schijnt.
Hoe het werkt:
 - Licht valt in het oog: Wanneer een lamp op een dier schijnt, valt het licht op het netvlies.
- Reflectie door het tapetum lucidum: Een speciaal laagje, het tapetum lucidum, weerkaatst dit licht weer terug door het oog.
- Meer licht voor de fotoreceptoren: Door deze reflectie wordt het licht nog een keer door de lichtgevoelige cellen (fotoreceptoren) gestuurd, waardoor er een sterker beeld ontstaat.
- Oplichten van het oog: Omdat het licht terug door het oog wordt weerkaatst, lijkt het alsof het dier het licht uitzendt, waardoor het oog oplicht.
Wanneer een lamp op een dier schijnt, valt het licht op het netvlies. En omdat het licht terug door het oog wordt weerkaatst, lijkt het alsof het dier het licht uitzendt, waardoor het oog oplicht
Deze reflectie is een evolutionair voordeel voor nachtdieren, waardoor ze beter kunnen zien bij schemering en in het donker. Het menselijk oog heeft geen tapetum lucidum; in plaats daarvan absorberen donkere cellen het licht.
Blauw licht en wildspiegels: een hypothese voor gedragsbeïnvloeding bij reeën
Blauwe wildspiegels, die blauw licht re(tro)flecteren wanneer ze worden aangestraald door koplampen, worden in Nederland en andere landen ingezet als faunavoorziening om wildaanrijdingen te voorkomen.
Hoewel reeën een ander visueel spectrum hebben dan mensen, is bekend dat veel zoogdieren gevoelig zijn voor kortgolvig licht, waaronder blauw en ultraviolet.
Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat blauw licht een krachtige invloed heeft op het menselijk bioritme. Het onderdrukt de aanmaak van het slaaphormoon melatonine en verhoogt de alertheid, vooral wanneer het licht wordt waargenomen in de vroege ochtend of avonduren. Deze effecten worden veroorzaakt doordat blauw licht specifieke fotoreceptoren in het netvlies activeert, die signalen sturen naar de biologische klok in de hersenen.
Volgens de CDC en NIOSH (VS) heeft blauw licht het sterkste effect op het onderdrukken van melatonine en het verschuiven van het circadiaanse ritme. Blootstelling aan blauw licht in de avond kan leiden tot slaapproblemen, terwijl blootstelling overdag de alertheid en stemming kan verbeteren.
Deze kennis roept de vraag op of blauw licht ook een vergelijkbare invloed heeft op andere zoogdieren, zoals reeën, en of dit benut kan worden om hun gedrag nabij wegen te beïnvloeden.
Er zijn onderzoeken die bewijzen dat blauw licht de dieren niet wegjaagt of afschrikt maar eerder helpen bij duisternis. Bijv: “We are teaching the animals when it safe to go!”
Is het zo dat blauw licht van wildreflectoren een onnatuurlijke prikkel vormt, die hen alerter maakt op het risico van een wildaanrijding? Vergelijkbaar met hoe blauw licht bij mensen de alertheid verhoogt. Dit zou kunnen verklaren waarom blauw in de reflectoren in sommige situaties effectief blijken in het verminderen van wildaanrijdingen.
Om negatieve reacties te voorkomen als: “Passive reflectors … are not longer allowed in Austria because they only reflect tot he driver!” is het belangrijk om de aannames kritisch te blijven onderzoeken. Want de effectiviteit van (blauwe) wildspiegels lijkt naast het ontwerp van de wildspiegel (reflector/retroreflector) sterk afhankelijk van contextuele factoren zoals vegetatie, verkeersintensiteit, seizoensinvloeden en het gedrag van lokale reeënpopulaties. Verdere ecologische en gedrag biologische studies zijn nodig om de precieze werking van blauw licht op reeën te begrijpen en om te bepalen in welke situaties deze maatregel het meest effectief is.
Hoe breekt het licht
Een wildspiegel is een reflector langs de weg die het licht van voertuigen breekt (reflecteert) naar de berm en daardoor reeën en witstaartherten ‘waarschuwt’ voor naderend verkeer.
Reflectie
Reflectie treed op doordat de gepolijste spiegel of prisma’s het licht van voertuigen weerkaatst in een andere richting dan waar het vandaan komt. De hoek van kaatsing hangt af van de invalshoek. Dit is vergelijkbaar met hoe een spiegel werkt. Het licht wordt dus bewust afgeleid naar een andere richting.
Retroreflectie
Een retroreflector kaatst licht recht terug naar de bron, ongeacht de invalshoek. Dit gebeurt door een speciale structuur van folie, kleine prisma’s of bolletjes die het licht. Voorbeeld zijn de reflector achter op je fiets en de paaltjes met rode of witte reflectoren aan rechter en linkerzijde van veel wegen. Het heeft als doel de bestuurder te informeren en helpt de bestuurder bij het gebruik van de weg. Bij onjuist interpreteren van het signaal bestaat het risico dat de bestuurder de situatie als veilig voelt en harder gaat rijden.
Samenvatting van het verschil:
 
  
   | Type | Richting van licht | Doel | Voorbeeld | 
 
 
  
   | Reflector | Afgebogen (andere richting) | Licht verspreiden of afbuigen | RVS Wildspiegel | 
  
   | Retroreflector | Terug naar de lichtbron | Informeren bestuurder | Wegpaaltjes, verkeersborden | 
 
 
 
 
Afb.: Reflectoren
 
De reflector reflecteert het licht van de koplamp(en) in de hoek(en) van de reflector. Samen met de intensiteit van het licht bepaald dit de omvang, de positie en de intensiteit van het gereflecteerde licht.
In een proefopstelling met zaklamp en make-upspiegel kunnen de verschillende scenario’s getest worden. Bedenk daarbij dat in werkelijkheid de voertuigen 1 á 2 meter uit de lijn van de reflectoren rijden en naarmate zij dichterbij de reflector komen minder in de reflector schijnen.
Bij het simuleren van de beweging van het voertuig blijft het licht voortduren op dezelde plaats binnen de max. bewegingsruimte van de koplampen. Tot op het moment dat de reflector wordt gepaseerd. Dan beweegt de reflectie tegen de rijrichting in. De afstand van de reflector tot het doel bepaald de omvang van de lichtbundel.
We komen hierdoor tor de conclusie dat de positie, stand (hoeken) en reflectie van de reflector bepalend zijn voor de optimale werking van de reflector. En dat scenario’s voor plaatsing wildreflectoren een indicatie voor het gewenste werkgebied van de reflector-types zijn.
Hoe reageren mensen?
Wildspiegels kunnen voor bestuurders, ook zonder retroreflectie, een aanwijzing zijn dat er een verhoogd risico is op aanrijdingen met wild. Wat zou kunnen leiden tot gedragsaanpassingen.
Uit een gelegenheidsonderzoek onderzoek in het landelijkgebied onder 84 personen blijkt dat iets minder dan de helft van de automobilisten wildspiegels kenden. Degenen die er actief over konden vertellen, noemden vooral de functionaliteit als wildwaarschuwingssysteem op basis van optische reflexen. Bovendien was een meerderheid van de respondenten overtuigd van de positieve effectiviteit van wildspiegels op het gebied. Een gedragsaanpassing kan op grond van de enquêteresultaten niet worden uitgesloten, waarbij beide richtingen (positief en negatief) mogelijk zijn.
(redactie: Inmiddels zijn die onderzoeksrapporten beschikbaar Van 2019 t/m 2023 vond een wetenschappelijk onderzoek plaats voor de provincies. Onder andere op locaties waar de inbedding van de wegen is aangepast aan de wildaanrijdingen. Zie: Rapport Effectiviteit van maatwerkbeheer en een virtueel hekwerk op verkeersslachtoffers onder reeën). Ps: Na afloop verwijderde men de bestaande maatregelen. Daardoor ontstond een nog niet onderzochte situatie namelijk zonder mitigerende maatregelen!!)
Helaas is er beperkt gericht onderzoek gedaan naar de relatie effect plaatsing op aantal wildaanrijdingen. Het geen leidt tot veel discussie over de werking. Geredeneerd vanuit de reflectie en het onrustig maken van weg en berm voor de dieren adviseren wij scenario B of D. Afhankelijk van de breedte van de weg en de afstand tussen de reflectoren.
De leerzame praktijkproef
Om beheerders en belanghebbenden te informeren over wildwaarschuwen. Adviseren we een praktijkproef met een simulatie van de zichtbaarheid van wildspiegels. Die naar de zijkant lichtreflecties uitzenden op een rechte weg. De varianten omvatten voor de nadering van een vierwielig motorvoertuig met dim- en grootlicht over een afstand van 300 m vier voorbeeld dierenposities (linker- en rechterzijde) Elke positie omvat in het centrale lichtbundelgebied en op een positie buiten het centrale bundelgebied, maar duidelijk binnen het werkgebied van de wildspiegels). Zichtbaar betekent dat de menselijke waarnemer op de ooghoogte van de beoogde diersoort de zichtbaarheid zou moeten kunnen waarnemen. De waarnemer kan vervolgens een conservatieve schatting geven van de zichtbaarheid voor het gezichtsvermogen van de diersoort bijv. hogere verblinding, lagere detailresolutie). De ervaring leert de uitgebreide verlichtingsstudies en de resulterende perceptiesimulaties op waarschuwingsreflectoren voor wilde dieren zeer leerzaam zijn. En, mits generiek uitgevoerd, betrouwbare conclusies mogelijk maken. Volgens eerder uitgevoerde simulaties hebben sommige van de onderzochte waarschuwingsreflectoren voor wilde dieren voldoende verlichtingseffectiviteit om perceptueel relevante optische signalen voor wilde dieren te genereren, voor elke ideale opstelling van verlichting, reflectoren en observatoren.
Uit eerder onderzoek blijkt dat geen van de onderzochte waarschuwingsreflectoren voor wilde dieren in staat om voldoende waarneembare optische stimuli voor wilde dieren te genereren voor een praktisch, passend scala aan situaties.
Gezien de praktische wegomstandigheden met hun diverse ruimtelijke uitlijningen, het soms sterk variërende terrein en de resulterende, zeer variabele observatiegeometrie als gevolg van de verschillende oogpunten en posities van wilde dieren, is een algemene aanpak van optische waarschuwingsreflectoren voor wilde dieren niet veelbelovend.
1. Menselijke perceptie en gedrag
 - Wildspiegels als signaalfunctie: Ook zonder retroreflectie kunnen wildspiegels door bestuurders worden geïnterpreteerd als een waarschuwing voor verhoogd risico op wildaanrijdingen. Dit kan leiden tot gewenste gedragsaanpassing, zoals verhoogde alertheid en snelheidreductie.
- Bekendheid en effectiviteit: Uit een kleinschalig onderzoek blijkt dat minder dan de helft van de automobilisten wildspiegels kent. Degenen die ze kennen, koppelen ze aan optische reflexen en waarschuwingsfunctionaliteit. De meerderheid gelooft in hun positieve effectiviteit.
- Gedragsverandering: Hoewel niet bewezen, sluiten de resultaten een gedragsverandering niet uit — zowel in positieve als negatieve zin.
2. Technische en ecologische beperkingen
 - Simulaties en praktijkproeven: Er wordt geadviseerd om praktijkproeven te doen met simulaties van lichtreflecties op rechte wegen, waarbij verschillende posities van dieren en voertuigverlichting worden getest.
- Waarneming door dieren: Reflectoren kunnen optische signalen genereren die door dieren waargenomen worden, maar dit hangt sterk af van de opstelling, de omstandigheden en het ontwerp van de reflector.
- Beperkingen van generieke oplossingen: Eerdere studies tonen aan dat geen enkele reflector in alle praktijksituaties voldoende optische stimuli genereert. Door variatie in terrein, weggeometrie en observatiehoeken is een generieke aanpak niet effectief.
Implicaties voor plaatsing van wildspiegels
✅ Wat werkt mogelijk wél
 - Wildspiegels (plaatsen) als psychologische waarschuwing voor bestuurders: Ze kunnen bijdragen aan risicobewustzijn, zelfs als ze geen directe invloed hebben op dieren.
- Maatwerk plaatsing op locaties met goede omstandigheden: Bijvoorbeeld wegen met voldoende zicht en kans op wildaanrijdingen.
- Gebruik als communicatie-instrument: In combinatie met dynamische borden en campagnes kunnen wildspiegels bijdragen aan bewustwording.
❌ Wat minder kansrijk is
 - Standaardisatie zonder context: Een uniforme toepassing van wildspiegels zonder rekening te houden met lokale variatie is weinig effectief.
- Vertrouwen op optische werking voor dieren zonder bewijs: De optische stimuli zijn vaak onvoldoende in realistische omstandigheden.
⚠️ Wat hoort bij maatwerk
 - Afstemming op lokale omstandigheden: Denk aan terrein, vegetatie, type wild, en verkeersintensiteit.
- Technische afstemming: Reflectiehoek, hoogte, afstand tot de weg, en type verlichting van voertuigen.
- Monitoring en evaluatie: Praktijkproeven en waarnemingen zijn cruciaal om effectiviteit te beoordelen en waarderen.
Conclusie
De variatie in weggeometrie, voertuigverlichting en observatiegeometrie vraagt om maatwerk.
Lees meer:
wildlife_warning_signs_optimising_driver_response_animals2013.pdf
Stopafstand
Om een wildaanrijding te voorkomen is het belangrijk dat we kunnen reageren binnen de zichtafstand of anticiperen op het risico op een wildaanrijding. We hebben dit uitgezocht voor 60 km/uur en 80 km/uur.
🚗 Wat wil een bestuurder kunnen zien?
Een bestuurder moet voldoende vooruit kunnen kijken om:
 - Een dier op tijd te zien.
- Te reageren (reactietijd).
- Te remmen tot stilstand vóór het dier.
De benodigde zichtafstand is dus minimaal gelijk aan de totale stopafstand.
📏 Totale stopafstand
 
  
   | Snelheid | Reactieafstand | Remweg (droog wegdek) | Totale stopafstand | 
 
 
  
   | 60 km/u | 17 m | 18 m | ~35 m | 
  
   | 80 km/u | 22 m | 32 m | ~54 m | 
 
 
Bij nat wegdek of slecht zicht (mist, duisternis) kunnen deze afstanden flink toenemen.
🎯 Wat betekent dit voor zicht op wild?
Om een wildaanrijding te voorkomen, moet een bestuurder: Tenminste 35 meter (bij 60 km/u) of 54 meter (bij 80 km/u) vrij zicht hebben op de weg en bermen, zodat hij/zij tijdig kan reageren op overstekend wild.
Belangrijke aandachtspunten:
 - Belemmeringen zoals struiken, bomen of bochten kunnen de zichtafstand beperken.
- In het donker is de effectieve zichtafstand vaak kleiner dan overdag, zeker zonder goede verlichting.
- Wildwaarschuwingen moeten dus op voldoende afstand van de potentiële oversteekplaatsen geplaatst worden, zodat ze binnen deze zichtafstand vallen.
Reflectorhoogte en dimlicht
De vragen zijn per wildspiegeltraject:
 - Wat is de hoogte wegdek rijbaan?
- Wat is de koplamphoogte?
De realistische bandbreedte voor de gemiddelde dimlichtbron (koplamp) van de meest gebruikte voertuigtypen in NL ligt rond ~70–72 cm, met een beste schatting ≈ 72 cm (uitgaande van ~35–40% SUV’s in het park en ~90 cm voor bestelauto’s).
Bij dimlicht schijnt het licht voornamelijk in de reflectoren aan de rechterzijde van de weg. Aan de linkerzijde van de weg daalt het licht met een hoek naar beneden van tussen 5 en 35 cm op 10 m afstand van de koplampen.
De bovenkant van lichtbundel op stopafstand t.o.v. de koplamp is hierdoor: 
 
  
   | Snelheid | Stopafstand | Hartlijnhoogte | 
 
 
  
   | 60 km/u | ~35 m | ~ -18 – -123cm | 
  
   | 80 km/u | ~54 m | ~ -27 – -189cm | 
 
 
Bovenkant van lichtbundel
De lichtbundel dient optimaal gereflecteerd te worden. De voertuigen rijden met groot- of dimlicht. Waarbij dimlicht de bepalende factor in effectief reflecteren is. We optimaliseren de reflectie daarom eerst naar de bovenkant van de lichtbundel bij gedimd licht.
Voertuigen dienen te voldoen aan de voorschriften van de Rijksdienst voor het Wegverkeer.
Dimlicht wordt daar beschreven als:
 - De lichtbundel moet zich grotendeels concentreren in het midden van het projectievlak. Bij asymmetrische lichtbundels moet de stijgende lijn aan de rechterzijde van de bundel zich rechts van de verticale hartlijn van het projectievlak (voertuig) bevinden.
- De horizontale scheidingslijn van het licht en donker moet zich bevinden tussen 0,5 en 3,5 cm/m of 0,5% en 3,5% op 10 m afstand van de dimlichtbron;
 
  - De daling van de lichtbundel van het dimlicht, waarvan de onderste rand van het glas minder of gelijk aan 80 cm boven het wegdek ligt, moet overeenkomen (zie figuur 31a) met:
  
   - Minimaal 0,5 cm/m of 0,5% op 10 m, en
- Maximaal 2,5 cm/m of 2,5% op 10 m.
 
- De daling van de lichtbundel van het dimlicht, waarvan de onderste rand van het glas meer dan 80 cm boven het wegdek ligt, moet overeenkomen (zie figuur 31b) met:
  
   - Minimaal 1 cm/m of 1% op 10 m;
- Maximaal 3,5 cm/m of 3,5% op 10 m.
 
 
Conclusie
Het gedimde licht schijnt voornamelijk in de reflectoren aan de rechterzijde van de weg. Met een hoek naar beneden van tussen 0,5 en 3,5 cm/m op 10 m afstand van de koplampen.
Gemiddelde koplamphoogte
Wildreflectoren dienen beschenen te worden willen zij licht kunnen reflecteren. Dat betekent dat voor een optimaal effect de bovenkant van de spiegel niet boven de bovenkant van lichtbundel bij gedimd licht hoeft te komen.
Hier is de uitgebreide tabel met gemiddelde koplamphoogten en vermoedelijke dimlichthoogten per voertuigtype en de meest recente cijfers voor het Nederlandse wagenpark per categorie (stand per 1 januari 2025):
 
  
   | Voertuigtype | Gemiddelde koplamphoogte (cm)
 | Aantal voertuigen | 
 
 
  
   | Personenauto (sedan/hatchback) | 55 – 70 | ca. 6,2 miljoen | 
  
   | SUV (bijv. Volvo XC90) | 70 – 90 | ca. 3 miljoen | 
  
   | Kleine bestelbus (VW Caddy) | 60 – 80 | n.b. | 
  
   | Middelgrote bestelbus (VW Transporter) | 80 – 100 | n.b. | 
  
   | Grote bestelbus (Mercedes Sprinter) | 95 – 110 | n.b. | 
  
   | Bestelbus |  | ca. 1,1 miljoen | 
 
 
Deze waarden zijn gemiddelden en kunnen per merk/model verschillen.
Op basis van deze gegevens kunnen we een landelijk gewogen gemiddelde koplamphoogte berekenen op basis van het aantal voertuigen per categorie in Nederland.
SUV’s als deel van de personenauto’s: We weten dat het SUV‑aandeel in de nieuwverkopen in 2024 rond de 56% lag (RAI/BOVAG) en in een andere bron zelfs 61% (RVO/Trendrapport). Het wagenpark‑aandeel ligt lager dan het verkoop‑aandeel. Daarom is gerekend met scenario’s (30%–45% SUV) binnen het personenautopark).
Indicatieve koplamphoogtes per categorie (midpoints van eerdere ranges):
 - Personenauto (sedan/hatchback): ~62,5 cm (range 55–70 cm).
- SUV: ~80 cm (range 70–90 cm).
- Bestelbus totaal (mix klein/middel/groot): ~90 cm (range 88–95 cm).
 (Deze waarden zijn technisch‑praktische gemiddelden, bedoeld voor oriëntatie.)
Formule:
Basis (bestelauto = 90 cm):
 
  
   | SUV‑aandeel in personenautopark | Gewogen gemiddelde koplamphoogte NL | 
 
 
  
   | 30% | 70,1 cm | 
  
   | 35% | 70,9 cm | 
  
   | 40%   | 71,7 cm | 
  
   | 45% | 72,5 cm | 
 
 
Gevoeligheid voor bestelauto‑hoogte (88–95 cm):
 
  
   | Bestelauto (cm) | SUV 30% | SUV 35% | SUV 40% | 
 
 
  
   | 88 | 69,9 | 70,7 | 71,5 | 
  
   | 90 | 70,1 | 70,9 | 71,7 | 
  
   | 92 | 70,3 | 71,1 | 71,9 | 
  
   | 95 | 70,7 | 71,4 | 72,2 | 
 
 
Samenvatting:
 - Een realistische bandbreedte voor de gemiddelde koplamphoogte van alle voertuigen samen in NL ligt rond ~70–72 cm, met een beste schatting ≈ 71 cm (uitgaande van ~35–40% SUV’s in het park en ~90 cm voor bestelauto’s). Daar zitten nog koplamp hoogten boven en onder. Maar het merendeel valt hier tussen.
- Als het SUV‑aandeel in het wagenpark hoger uitvalt, of als de bestelauto’s gemiddeld hoger staan, schuift het gemiddelde omhoog richting ~72 cm.
Afmetingen reflectiezone (wildspiegel)
Het bewegende voertuig en de dynamiek van de lichtbundels uit de koplampen zijn essentieel voor het werkingsprincipe van wildspiegels. Alleen licht kan worden gereflecteerd. Die lichtbundel dient optimaal gereflecteerd te worden door de wildspiegel. Optimaal betekent dat de hoogte, hoek en positie van de spiegel de lichtbundel op de meest effectieve hoogte in het veld worden gebracht. De meest effectieve hoogte is de ooghoogte van de te waarschuwen dieren.
Om tot de effectiefste positie van de reflector te komen bepalen we het gebied in de hoogte waartussen een wildspiegel met dimlicht kan reflecteren.
Gegeven dat het licht primair reflecteert vanuit de hoek met de koplampen zijn de lamp- en bovenkant lichtbundel dimlicht op de minimale stopafstanden essentieel.
We moeten rekening houden met:
 - Koplamplichtbundel bij dimlicht: deze schijnt onder een hoek naar beneden, met een verticale spreiding van 5 tot 35 cm op 10 meter afstand.
- Stopafstand en bovenkant lichtbundel: dit geeft aan waar de grens licht/donker de reflector raakt op de afstand waarbinnen een bestuurder een dier niet wil ontmoeten.
- Gemiddelde koplamphoogte: ≈ 72 cm.
Stap 1: Bereken de lichtbundelhoogte op stopafstand
De verticale spreiding van de lichtbundels is:
 - 5 cm tot 35 cm daling per 10 meter, dus:
Voor 60 km/u (stopafstand ~ 35 m):
 - Bovenkant lichtbundel tussen -18 cm en -123 cm t.o.v. 72 cm. (koplamphoogte)
Voor 80 km/u (stopafstand ≈ 54 m):
 - Bovenkant lichtbundel tussen: -27 cm en -189 cm t.o.v. 72 cm.
Stap 2: Bepaal bovenkant van lichtbundels op stopafstand
Uitgaande van koplamphoogte ≈ 72 cm:
 - 60 km/u: tussen 54 en 0 cm hoogte.
- 80 km/u: tussen 45 en 0 cm hoogte.
Negatieve waarden hebben we hier weggelaten omdat het licht onder het maaiveld zou vallen, wat in de praktijk niet relevant is voor reflectie.
Stap 3: Advies voor onderkant wildspiegel
De onderkant van de reflector moet voor enige werking van de meest voorkomende voertuigen onder het bereik liggen waar de lichtbundels aankomen, dus:
 - Voor stopafstand 60 km/u wegen:
 → tussen 30 en 50 cm boven maaiveld is optimaal.
- Voor stopafstand 80 km/u wegen:
 → tussen 30 en 40 cm boven maaiveld is veiliger, omdat de lichtbundel lager uitkomt op grotere afstand.
Conclusie:
 - 60 km/u: onderkant wildspiegel ≈ 45–50 cm 
- 80 km/u: onderkant wildspiegel ≈ 35–40 cm
Hier is een overzichtstabel met de onderkanten van wildspiegels op stopafstanden van de lichtbron, gebaseerd op de spreiding in de dimlichtbundels en een gemiddelde koplamphoogte van 72 cm:
 
  
   | Max. Snelheid | Stopafstand | Lichtbundelhoogte (t.o.v. maaiveld) | Werkhoogte (bovenkant lichtbundel)
 | 
 
 
  
   | — | — | 0 – 72 cm | 72 cm | 
  
   | — | — | 0 – 66 cm | 60 – 65 cm | 
  
   | 60 km/u | ~35 m | 0 – 53 cm | 45 – 50 cm | 
  
   | 80 km/u | ~54 m | 0 – 44 cm | 35 – 40 cm | 
 
🔍 Toelichting:
 - Negatieve waarden in de lichtbundelhoogte betekenen dat het licht onder het maaiveld zou vallen en dus 0 en niet bruikbaar is voor reflectie.
- De geadviseerde hoogte is bestemd voor de reflector. Het deel dat effectief is voor reflectie naar dieren in het landschap.
Conclusie
Dat reeën snel leren weten we uit observaties. Vooral de plaatsing, positie bovenkant reflector, het ontwerp, en de oriëntatie beperken waarschijnlijk het aantal aanrijdingen door het waarschuwende effect. We schrijven waarschijnlijk omdat hoewel er wel aanwijzingen zijn dat het aantal aanrijdingen daalt de werking niet wetenschappelijk lijkt te kunnen worden aangetoond.
Dat reeën snel leren weten we uit observaties. Wat is dan mogelijk wel de werking. De reflectie gecombineerd met een ongewenste ervaring maakt hen alert. De vraag leeft nu: Helpt die status het dier en of de mens het gevaar te trotseren?
Interessant daarin is het onderzoek waarin we lezen dat de dieren alert worden als zij worden aangeschenen
Daarbij speelt de alarmerende werking van spiegels op en langs de wegen. Mits de reflectoren in de lichtbundel staan en gericht zijn op het leefgebied kan onderzocht worden welk type en welke opstelling het meest effectief is.
Wij denken dat wildreflectors mens en dier helpen om aanrijdingen te voorkomen als deze goed geplaatst zijn. Goed geplaatst betekent een zo groot mogelijke kans dat de reflectoren en andere aanwezige middelen worden waargenomen door mens of dier. Wat averechtst werkt is dat er een relatief rustige zone ontstaat in de bermen.
Lees meer:
Do white tailed deer avoid red? An evaluation of the Swareflex
Wildlife Warning Reflectors and White Canvas Reduce Deer–Vehicle Collisions and Risky Road-Crossing Behavior
Wildlife Warning reflectors do not mitigate wildlife vehicle collisions on roads 2018
“Vreemdmaken” om het effect van het licht nog Reflectoren brengen het licht Anderevoorkomt Weerhoud hen van leert hen op informeert het ree dat er een al uit observatie van komt aantoonbaar uit de wetenschappelijke onderzoeken. De wildspiegels werken namelijk met overwegend reflectie of overwegend retroflectie.
Wildreflectoren zijn effectief om wild te ‘waarschuwen’, Wildretroreflectoren informeren de verkeersdeelnemers. De mate van beleving van de dieren is hierin een nog nader te onderzoeken onderwerp. ? Onderzoek
komt aantoonbaar uit de wetenschappelijke onderzoeken. De wildspiegels werken op basis van met overwegend reflectie of overwegend retroflectie.
Naast de werking is er het onderscheid tussen passieve en actieve waarschuwingssystemen voor wild en verkeer.het onderscheid tussen passieve en actieve waarschuwingssystemen. Passieve faunatechniek zoals wildspiegels reflecteren licht en beweging of geleiden en weren wild. Actieve systemen maken gebruik van technologie zoals verlichting en/of geluidssignalen die worden geactiveerd door sensoren en besturingseenheden, bij nadering van een voertuig of dier.
📊 Reikwijdte reflectie
Op basis van de bovenkant lichtbundel en afmetingen reflectiezone kunnen we nu de reikwijdte van de reflectie meten. En daarmee het mogelijke effect op dieren. We zijn er daarbij van uitgegaan dat 45 cm. en lager vegetatie is.
Hier is de verwachte reikwijdte van 45⁰ reflectie naar opzij vanaf reflector bovenkant 72 cm tot onderkant 45 cm en een vegetatiehoogte van 45 cm. De boven- en onderkant zijn afgeleid van de daling in de dimlichtbundel van 0,5 cm/m en 3,5 cm/m en de stopafstanden 35 mtr. en 54 mtr..
Tabel met reikwijdte bij reflectie. Reflectie is afhankelijk van hoek reflector.
 
  
   | Afstand (m) | Daling 0.5 cm/m | Daling 3.5 cm/m | 
 
 
  
   | 0 | 72.0 | 72.0 | 
  
   | 5 | 69.5 | 54.5 | 
  
   | 7 | 68.5 | 47.5 | 
  
   | 8 | 68.0 |  | 
  
   | 9 | 67.5 |  | 
  
   | 10 | 67.0 |  | 
  
   | 20 | 62.0 |  | 
  
   | 30 | 57.0 |  | 
  
   | 40 | 52.0 |  | 
  
   | 50 | 47.0 |  | 
  
   | 54 | 45.0 |  | 
 
 
✅ Maximale effectieve afstand (hoogte ≥ 45 cm)
 - Daling 0.5 cm/m → 54 meter
- Daling 3.5 cm/m → 7 meter
🔍 Interpretatie
 - De maximale daling daalt al vanaf ~8 m onder de ondergrens van 45 cm.
- Met een starthoogte van 72 cm reikt de lichtbundel wel ver opzij:
 
  - Bij lichte daling (0.5 cm/m) blijft hij tot 54 m zei het beperkt reflecteren.
- Bij steile daling (3.5 cm/m) is hij nog effectief tot 7 m opzij.
 
 - Er is altijd een deel van de lichtbundel dat de reflector raakt in de stopafstand voor 60 km/u (35 m), zolang de bovenkant op 72 cm staat en de ondergrens van reflectie op 45 cm ligt.
Conclusie:
Op een vlak terrein is de reflectie van een groot deel van de lichtbronnen via de wildspiegel op een hoogte tussen 45 cm en 70 centimeter zichtbaar in een straal die bepaald wordt door de perfectie van de reflector en  de daling in de dimlichtbundel dichtbij 0.5 cm/m is. De werking neemt snel af als de daling toeneemt bijv. bij een daling 3.5 cm/m is de reikwijdte 7 meter.
De reikwijdte komt overeen met de stopafstand voor 60 km. per uur. De stopafstand voor 80 km. per uur verwacht dat de dieren op 54 mtr. gewaarschuwd worden. Dat kan met dimlicht niet bereikt worden. De bestuurder zou gewaarschuwd kunnen worden dat de snelheid te hoog is om tijdig te remmen.
De reikwijdte kan mogelijk positief beïnvloed worden als reflectoren langer en hoger geplaatst kunnen worden. Of vegetatie op het juiste moment lager is.
✅ Advies op basis van deze analyse
 - Een wildspiegel met bovenkant op 72 cm is effectief tussen 0 en 35 meter afstand, mits de reflector zelf reflecteert vanaf 45 cm of hoger.
- Dit ontwerp is geschikt voor situaties met maximale zichtbaarheid tussen 0 en 35 mtr.. en bij grootlicht
🔄 Implicaties voor plaatsing
 - Uniforme hoogte van reflectie 45–72 cm is optimaal voor wegen waar bestuurders daadwerkelijk 60 km/u rijden.
- Op 80 km/u wegen is het gebruik van statische wildspiegels alleen zinvol voor verkeer met grootlicht of met aanvullende maatregelen om het gedrag te beïnvloeden zoals advies voor afstelling dimlicht naar dimlichtbundel 0.5 cm/m en dynamisch verkeerswaarschuwing.
- Voor 80 km/u wegen zonder gedragsbeïnvloeding zijn dynamische systemen of andere faunatechnieken (rasters met wildroosters) waarschijnlijk effectiever.
Locaties voor wildspiegels:
Uit studies naar dieren in het verkeer blijkt dat er een aantal gemeenschappelijke kenmerken zijn van locaties met een hoog risico.
Deze liggen vaak in of tussen de leefomstandigheden voor die bepaalde diersoort. En vaak is dit buiten de bebouwing in een natuurrijk landschap op plekken waar bosschages, beken en sloten de weg kruisen. En in die gebieden met name de (brede), rechte stukken weg (bij) glooiende bochten. Dat is afgeleid van wetenschappelijk onderzoek en jarenlang registreren van wildaanrijdingen en vermoedelijk door verkeer omgekomen valwild in een faunaregistratiesysteem.
De veronderstelling is dat (de) eigenschappen van de weg (lang, breed en recht) voor de automobilist maakt dat die de neiging heeft om zich veiliger en zeker te voelen en daarom sneller gaat rijden.
Onderzoek toont aan dat botsingen kunnen optreden op elk moment in het jaar en van de dag. Maar dat het moment van het jaar en de dag afhankelijk is van de soort.
Met de beschikbare gegevens en de monitoring zijn trajecten te bepalen waar wildreflectoren staan, gewenst en effectief zijn of hun effectiviteit verliezen. Voor het bepalen van het traject is onderzoek in het landschap en in de faunaregistraties nodig.
In bestaande situaties is monitoring van de locatie en omstandigheden essentieel. Toename van de wildaanrijdingen kan een sein zijn voor verbetering.
Plaatsing van de wildspiegels
Voor optimaal effect is naast de hoogte en de werking van de reflector hoogstwaarschijnlijk de dekking van het werkgebied essentieel.
Er zijn aanwijzingen dat wildspiegels reeën helpen met verkeer om te gaan en er is een kans dat het schoonmaken en herstellen van de reflectoren het effect op de wildaanrijdingen herstellen. Dat onderhoud afstemmen op het risico op aanrijding door seizoensinvloeden heeft waarschijnlijk een hoger gewenst resultaat.
Uit eigen gegevens van Kenniscentrum Reeën zijn er aanwijzingen dat het laatste werkt. Op de N319 traject Vorden - Ruurlo zijn veel wildaanrijdingen. Daar zijn eind 20e eeuw door de provincie Gelderland wildreflectoren geplaats langs een tweebaansweg zonder middenberm. Gescheiden door de gemeentegrens Bronckhorst/Berkeleland zijn de spiegels toen op twee verschillende afstanden van elkaar geplaatst. In de gemeente Bronckhorst op 100 meter en in Berkelland 50 meter uit elkaar. In de gemeente Berkelland reduceerden de aanrijdingen enorm terwijl deze in Bronckhorst toenamen.
De theorie betekent ook dat in de binnenbocht de spiegels dichter op elkaar moeten staan om de gewenste overlap van de lichtbundels te bereiken. Ook als de weg smaller of breder is dan een tweebaansweg dient men hierop te letten.
Naast de positie van de spiegel in de berm moet deze het licht kunnen opvangen en reflecteren. We zien bijvoorbeeld in de afbeelding met diverse wildreflectoren en montages, reflectoren die in de belangrijkste tijd omgeven zijn door vegetatie en voorhangende takken. Naast de plaatsing zijn dit de belangrijkste redenen die de werking beïnvloed.
In de ideale omstandigheden plaatsen we de reflectoren naar de weg zodat er min of meer een gesloten lichttunnel ontstaat als de spiegels worden beschenen. Als de palen ook voor andere doelen gebruikt worden bijvoorbeeld als bermpaal dan zorgt de wegbeheerder dat de paaltjes inclusief reflectoren vrij blijven van begroeiing en worden deze gewassen. Is dat niet het geval dan doen de reflectoren hun werk niet. De lichttunnel wordt onderbroken en de dieren zullen gaan oversteken. Ook zullen de spiegels niet opgemerkt worden door de bestuurders. Bovendien zijn de reflectoren en het effect onzichtbaar voor de bestuurder. De functies van de spiegels vallen volledig weg.
Vanaf 2015 zien we dat deze nadelen worden voorkomen door de spiegels hoger te monteren en aan de bermkant te plaatsen. De hoogte is zodanig dat de spiegels in de periode dat de meeste aanrijdingen plaatsvinden, over de vegetatie schijnen en minder worden vervuild doordat deze naar de berm is gericht. Een groot nadeel is echter dat het tunneleffect van de spiegels verloren gaat. Dit lijkt te worden opgeheven door halfronden, blauwe reflectoren te gebruiken.
Sommige beheerders experimenteren met één paal met aan beide zijden een reflector, één die in de berm schijnt en één die over de weg schijnt. U begrijpt dat dan de afstand tussen de palen aan één zijde van de weg 25 meter moet zijn voor de tweebaansweg.
Waar je bij het plaatsen ook rekening mee kunt houden zijn lieden die de nieuwe spiegels elders graag willen gebruiken. Bijvoorbeeld om hun inrit mee te benadrukken of elders te gebruiken. Houd daar rekening mee. Zorg voor voldoende reserve exemplaren en zorg voor extra toezicht. Bijvoorbeeld door de mensen in de omgeving bij het plaatsen te betrekken en over het plaatsen te informeren.
Kortom er zijn veel afwegingen bij het plaatsen. Medio 2017 is de tijd rijp om gedegen onderzoek te doen naar de relevante gegevens en keuzes bij het plaatsen van wildreflectoren! Het zou bijvoorbeeld nuttig zijn te onderzoeken of er een verschil is in plaatsen aan straatkant en bermkant en hoog plaatsen of maaien.
 - Men is echter om diverse redenen terughoudend met plaatsen en onderhouden.
Wetenschappelijk onderzoek heeft de reflectie van de wildreflectoren niet kunnen meten, en aantonen dat dieren significant reageren op de wildreflectoren. men heeft bij in gevagenschap gehouden reeën niet vastgesteld dat zij zich anders gedragen als er wildspiegels in hun verblijf toegepast worden en dat blauw een afschrikwekkende kleur is. Stuk voor stuk onderzoeken die niet verklaren waarom de wildreflectoren in de praktijk wel een effect laten zien. Nader onderzoek is nodig.
Daarom houden we vast aan de stelling: Ja, de wildreflectoren zijn effectief mits deze goed geplaatst worden en voortdurend onderhouden worden.
Reflectoren zijn prisma's of spiegels langs de kant van de weg. Als koplampen in de prisma's schijnen reflecteren deze het licht in de berm naar het aangrenzende terrein. Dit weerspiegelende, bewegende licht valt de dieren op en weergoudt hen van het oversteken van de weg. Daarbij is de plaatsing,  zoals hoogte, orientatie en onderlinge afstand, van de spiegels van belang. Bij een juiste afstand ontstaat er een tijdelijk onrust veroorzakende bewegende tunnel van licht. Onderbrekingen in de tunnel van licht zorgen ervoor dat dit 'rustigste' plekken en doorgangen in het corridor van bewegend licht zijn. Het nodigt uit om over te steken. Bij een weg met een berm of achterliggend terrein die lager of hoger liggen worden aanvullend wildreflectoren geplaatst.
Ongeveer een maand voor de jaarlijkse pieken in de wildaanrijdingen onder reeën dienen de standplaatsen en wildaanrijdingen geanalyseerd te worden om te kijken of er gaten in de lichttunnel ontstaan bijvoorbeeld door achterstallig onderhoud.
Nader onderzoek over de werking van wildreflectoren is nodig. We hopen met een focus op plaatsing en onderhoud. De kloe van de werking lijkt tijdig maar niet met grote regelmaat de wildreflectoren onderhouden. Daardoor blijft de onrust
 

De dekking is het groots als de reikwijdte van de wildspiegels de weg en de wegberm volledig overlappen en zover mogelijk in het leefgebied van de beoogde soort reikt. Zie afbeelding: Scenario’s plaatsing wildreflectoren.
Dat is niet overal efficiënt mogelijk. Dan dient ruimte gezocht te worden bijvoorbeeld vanuit de middenberm reflecteren, de helling naast de weg te verlichten, de helling van de weg te volgen, de reflectoren hoger of lager te plaatsen.
De reikwijdte en hoogte van de reflectie voor 60 km. weg op stopafstand 35 m berekenden we onder reikwijdte reflectie.
 
  
   | Afstand (m) | Daling 0.5 cm/m | 
 
 
  
   | 10 | 67.0 | 
  
   | 30 | 57.0 | 
 
 
Ons advies is waar mogelijk, in relatief vlak landschap, de wildspiegels op 60 km wegen over de weg laten schijnen.
Een alternatief voor een hoger liggende weg is de onderkant reflector handhaven en de bovenkant reflector verlengen tot max.  90 cm.. Waardoor het werkgebied aanmerkelijk wordt verhoogd.
Afstand tussen de reflectoren
Om het werkgebied van de reflectoren elkaar zo veel mogelijk te laten over lappen is de afstand tussen de reflectoren aan dezelfde zijde van de weg essentieel en de positie van de opvolgende reflector aan de andere zijde van de weg.
De afstand is afhankelijk van de afstand haaks op de lijn met reflectoren tot de lijn met reflectoren aan de andere kant van de weg.
Volgende spiegels:
Als de afstand bijvoorbeeld 10 meter is in plaats van de overstaande zijde dan gebruik je:
Waarbij tan() wijst op de wiskundige functie om de lengte de overstaande zijde en de aanliggende zijde in een rechthoekige driehoek te bereken.
Berekening:
Voor hoek wildspiegel 45° t.o.v. rijrichting:
tan(45^) = 1 * 10 = 10 mtr.
Voor hoek wildspiegel 60° t.o.v. rijrichting:
tan(60^) = 1.732 * 10 = 17.32 mtr.

Hellingen naast de weg
Bron: DESIGN and INSTALLATION PLANS and SPECIFICATIONS for the .. SlVAREFLEX WILDLIFE WARNING IIIGHWAY lfEFLECTOR SYSTEllf
In het oorspronkelijk ontwerp van wildspiegels werd geadviseerd om bij opwaartse hellingen met een hoek die groter zijn dan 5 cm/m bijv. afgegraven taluds of stijgende bermen, de reflectoren, over de weg,  naar de opwaartse helling te richten. Ze moesten aanvullend worden gemonteerd, op dezelfde palen als de horizontaal reflecterende reflectoren.
Bij neerwaartse hellingen dienden extra reflectoren aan de zijde van de helling geplaatst te worden zodanig dat de weerspiegeling verlengd werd naar de helling.
Dat was vaak onpraktisch. Inmiddels zijn er leverancier die er standaard van uitgaan dat reflectoren of om hoog of omlaag reflecteren afhankelijk welke zijde van de reflector als boven of onderkant wordt gekozen. In het geval van de helling naar beneden kan dit betekenen twee reflectoren aan de paal.
Bij het gebruik van reflectoren voor hellingen ter bescherming van taluds,  wallen, dijken of hellende wegen die groter zijn dan 5⁰, mag de reflector niet meer dan enkele meters van de wegverharding rand worden geplaatst. Reflectoren kunnen wel verder weg worden geplaatst. Maar: De intensiteit van de reflectie neemt af en daalt bij dimlicht naarmate de afstand tot de koplamp toeneemt.
Gewenning
Bijna alle maatregelen tegen wildaanrijdingen werken met als gevolg dat er populatiegroei op treed die het aantal wildaanrijdingen doen toenemen en verbetering van de maatregel vraagt. Men spreekt vaak van gewenning maar mogelijk is hier sprake van niet voldoende rekening gehouden met soort specifieke factoren.
Daar waar populaties niet beheerd worden of de ruimte krijgen zich te ontwikkelen is het zaak de maatregel af te stemmen op de te verwachten dichtheid per soort.
 
Samenvatting van het verschil:
 
  
   | Eigenschap | Reflector | Retroreflector | 
 
 
  
   | Richting van licht | Afgebogen (bijv. naar berm) | Terug naar de lichtbron | 
  
   | Doel | Licht verspreiden (naar reeën) | Zichtbaar zijn voor bestuurder | 
  
   | Voorbeeld | RVS Wildspiegel Plastimat reflector
 | Wegpaaltjes, verkeersborden | 
 
 
 
Lees onze bronnen:
do_white_tailed_deer_avoid_red_an_evaluation_of_the_swareflex_1986
Wildlife warning reflectors do not mitigate wildlife–vehicle collisions on roads
Wildlife Warning Signs: Public Assessment of Components, Placement and Designs to Optimise Driver Response
Wildlife_warning_reflectors_and_white_canvas_reduce_deer_vehicle_collisions_and_risky_road_crossing_behavior_WSB2018.pdf
wirkunsweise_von_wildwarnern_tud2016.pdf
Light reflector construction for deterring game from_crossing highways