Het waarnemen van faunatechniek, zoals wildspiegels, is een signaal dat op die locatie wildaanrijdingen verwacht worden.
Dieren en mensen worden voorzichtiger en waakzamer wanneer zij geconfronteerd worden met situaties die zij eerder als gevaarlijk hebben ervaren. Dieren die nooit een gevaarlijke oversteeksituatie hebben meegemaakt zijn minder alert.
Hoewel het aantal wildaanrijdingen na plaatsing van wildspiegels vaak afneemt, bestaat er twijfel over de (blijvende) werking ervan. De onderzoeken richten zich bijvoorbeeld op de veronderstelde afschrikkende werking van gereflecteerd rood en blauw licht. Dat doen zij bij veelvoorkomende soorten zoals reeën, witstaartherten en kangaroo's. Een centrale vraag is bijvoorbeeld geweest: Zijn herten daadwerkelijk bang voor gekleurd licht, zoals fabrikanten van reflectorsystemen beweren? Het blijkt dat de dieren niet direct vluchten voor gekleurd licht. Wel worden ze alert, maar ze slaan zelden op de vlucht. De dieren lijken het licht te gaan gebruiken als signaal om hun omgeving in te schatten. Dit suggereert dat wildspiegels mogelijk effectiever zijn in gebieden waar dieren herhaaldelijk met verkeer worden geconfronteerd. De vraag leeft: Reageren dieren die eerder een 'gevaarlijke' situatie hebben meegemaakt waakzamer op visuele prikkels zoals reflecterend licht. Geldt dit ook voor mensen?
Een opvallende bevinding uit één van de onderzoeken was dat het afdekken van wildspiegels met witte katoenen zakken leidde tot een verdere afname van aanrijdingen als de niet afgedekte wildspiegels. Het aantal aanrijdingen nam juist toe wanneer de spiegels werden verwijderd of met zwarte zakken werden afgedekt.
Naast de werking van techniek wordt er ook gezocht naar sluitend bewijs dat de reflectoren de wildaanrijdingen beïnvloeden. Dat sluitende bewijs wordt niet gevonden. De natuur is geen laboratorium. Er zijn te veel invloeden. Helaas leidt dit in de praktijk tot uitspraken dat wildspiegels het aantal botsingen tussen wild en voertuigen niet significant beperken. Deze onzekerheid kan ontmoedigend werken voor wegbeheerders die zich inzetten om wildaanrijdingen te voorkomen.
De kern is dat de combinatie reflectie, oriëntatie en plaatsing sommige types wildspiegels bijv. afgedekt met witte zakken nog meer effect heeft op het aantal aanrijdingen. We leren door te doen.
Benadering
Om meer zicht te krijgen op de werking van verkeersmaatregelen rond fauna, heeft het Kenniscentrum Reeën belangstelling voor de toepassing van wildspiegels. De kernvraag is: werken ze echt? Voorkomen ze daadwerkelijk wildaanrijdingen? En welke factoren spelen daarbij een rol?
Stand van kennis 2025
Ja, wildspiegels voorkomen wildaanrijdingen. Het resultaat is waarschijnlijk sterk afhankelijk van het type reflector, het plaatsen en het beheer. We schrijven waarschijnlijk want er is veel variatie in het toepassen en het monitoren van de resultaten.
Ons advies: Leer door te doen, alle kleine beetjes helpen. Plaats wildspiegels — want ze kunnen werken. Daarnaast help elkaar (en ons) om de kern van hun werking te doorgronden en optimaliseer waar mogelijk. Het is daarin ook goed om niets te doen. Daar leren we ook van.
We herkennen de volgende relevante elementen: Reeën, blauw licht, lichtreflectie, mensen, remmen, verlichting, positie, afstand en gewenning.
Wildreflectoren moeten worden beschenen om licht te kunnen reflecteren. De reflectie ontstaat door het passerende verkeer, dat met de koplampen de spiegels activeert. Dit zorgt voor een dynamisch lichtbeeld dat mogelijk een waarschuwend effect heeft.
Om wildaanrijdingen te voorkomen is ook de rijsnelheid van groot belang. Wildaanrijdingen op wegen waar 60 km/u wordt gereden zijn te voorkomen, terwijl dit bij 80 km/u veel lastiger blijkt. We kunnen niet tijdig stoppen. Om wildaanrijdingen te voorkomen willen we dat de dieren ons zien en horen en daardoor niet binnen de stopafstand op de weg zijn. Dat is het bereik waarin wildspiegels en andere maatregelen effectief moeten zijn.
Wat reeën zien
Reeën zien anders. In tegenstelling tot bijvoorbeeld mensen. Lichten de ogen van reeën anders op als van mensen als we er 's nachts met licht op schijnen. Daar is onderzoek naar dat schrijft: “Behalve het wilde zwijn beschikken alle onderzochte soorten over een tapetum cellulosum lucidum (kortweg: tapetum), een reflecterende weefsellaag in of achter het netvlies, die invallend licht opnieuw op de receptorcellen weerkaatst en daarmee een soort 'restlichtversterker' vormt. Dit verbetert het zien bij gelijkmatig zwak omgevingslicht (bijvoorbeeld maanlicht). Komen daar enkele felle lichtbronnen bij (bijvoorbeeld de koplampen van naderende voertuigen), veroorzaakt het tapetum een aanzienlijk grotere fysiologische licht bij deze dieren vergeleken met een menselijke waarnemer van dezelfde scène.”
Het tapetum lucidum is een spiegelachtig laagje achter het netvlies dat de lichtgevoeligheid vergroot. Hoe het werkt:
- Licht valt in het oog: Wanneer een lamp op een dier schijnt, valt het licht op het netvlies.
- Reflectie door het tapetum lucidum: Een speciaal laagje, het tapetum lucidum, weerkaatst dit licht weer terug door het oog.
- Meer licht naar de fotoreceptoren: Door deze reflectie wordt het licht nog een keer door de lichtgevoelige cellen (fotoreceptoren) gestuurd, waardoor er een sterker beeld ontstaat.
- Oplichten van het oog: Omdat het licht terug door het oog wordt weerkaatst, zendt het dier ook weer een deel van het licht uit, waardoor het oog oplicht.
Deze reflectie is een evolutionair voordeel voor nachtdieren, waardoor ze beter kunnen zien bij schemering en in het donker. Het menselijk oog heeft geen tapetum. Reeën hebben een tapetum en mogelijk ander visueel spectrum dan mensen.

Blauw licht en wildspiegels: een hypothese voor gedragsbeïnvloeding
Veel zoogdieren lijken gevoelig voor kortgolvig licht, waaronder blauw en ultraviolet.
Wetenschappelijk onderzoek bij mensen toont aan dat blauw licht een krachtige invloed heeft op het menselijk bioritme. Het onderdrukt de aanmaak van het slaaphormoon melatonine en verhoogt de alertheid, vooral wanneer het licht wordt waargenomen in de vroege ochtend of avonduren. Deze effecten worden veroorzaakt doordat blauw licht specifieke fotoreceptoren in het netvlies activeert, die signalen sturen naar de biologische klok in de hersenen.
Volgens de onderzoekers heeft blauw licht het sterkste effect op het onderdrukken van melatonine en het bioliologisch ritme slapen, eten en voortplanten. Blootstelling aan blauw licht in de avond kan leiden tot slaapproblemen, terwijl blootstelling overdag de alertheid en stemming kan verbeteren. Deze kennis roept de vraag op of blauw licht ook een vergelijkbare invloed heeft op andere zoogdieren, zoals reeën, en of dit benut kan worden om hun gedrag nabij wegen te beïnvloeden.
Er zijn onderzoeken die aanwijzingen zien dat blauw licht de dieren niet wegjaagt maar eerder helpen in duisternis. Is het zo dat blauw licht van wildreflectoren een onnatuurlijke prikkel vormt, die dieren met tapetum alerter maakt op het risico van een wildaanrijding? Vergelijkbaar met hoe blauw licht bij mensen de alertheid verhoogt. Of maakt het de bestuurders alerter? Dit zou kunnen verklaren waarom blauw in de reflectoren in sommige situaties effectief lijkt in het verminderen van wildaanrijdingen.
Maar er speelt nog iets: “Passive reflectors … are not longer allowed in Austria because they only reflect to the driver!”. Het is belangrijk om de aannames kritisch te blijven onderzoeken. Want de effectiviteit van wildspiegels lijkt vertroebeld te worden door contextuele factoren zoals vervuiling, vegetatie, verkeersintensiteit, seizoensinvloeden en het gedrag van lokale reeënpopulaties. Verdere studies naar invloeden als beheer, ecologie en gedrag zijn nodig om de precieze werking van blauwlicht op reeën te begrijpen.
Hoe breekt het licht
Een wildspiegel is een reflector langs de weg die het licht van voertuigen breekt (reflecteert) naar de berm.
Reflectie
Reflectie treed op doordat de gepolijste spiegel of prisma’s het licht van voertuigen weerkaatst in een andere richting dan waar het vandaan komt. De hoek van kaatsing hangt af van de invalshoek. Dit is vergelijkbaar met hoe een spiegel werkt. Het licht wordt dus bewust afgeleid in de gewenste richting.
Retroreflectie
Retroreflectie kaatst licht recht terug naar de lichtbron. Voorbeeld zijn de reflector achter op je fiets en de paaltjes met rode of witte reflectoren aan rechter en linkerzijde van veel wegen. Die hebben als doel de bestuurder te informeren over diens positie op de weg bijv. bij dichte mist.
Samenvatting van het verschil:
|
Type
|
Richting van licht
|
Doel
|
Voorbeeld
|
|
Reflector
|
Afgebogen (andere richting)
|
Licht verspreiden of afbuigen
|
RVS Wildspiegel
|
|
Retroreflector
|
Terug naar de lichtbron
|
Informeren bestuurder
|
Wegpaaltjes, verkeersborden
|
Afb.: Reflector
Dus als we de dieren willen weerhouden op de weg te zijn dienen we te reflecteren. Met de juiste reflector en lichtintensiteit kunnen we de gewenste positie en dus het werkgebied van het gereflecteerde licht bepalen.
In een proefopstelling met zaklamp en make-upspiegel kunnen de verschillende scenario’s getest worden. ps: Neem daarin mee dat in werkelijkheid de voertuigen 1 á 2 meter paralel aan de lijn van de reflectoren rijden.
De ervaring bij het simuleren van de beweging van het voertuig leert ons dat het licht voortduren op dezelfde plaats blijft binnen de bewegingsruimte van auto's met koplampen. Tot op het moment dat de reflector wordt gepaseerd. Dan beweegt de reflectie snel tegen de rijrichting in. De afstand van de reflector tot het doel bepaald de omvang en vorm van de lichtbundel.
Conclusie: Al doende kom je tot de conclusie dat de positie, hoek en de reflectie van het type reflector bepalend zijn voor de optimale werking van de reflector. En dat scenario’s in plaatsing wildreflectoren bepalend zijn voor het werkgebied van de reflector.
Hoe reageren mensen?
Wildspiegels kunnen voor bestuurders een aanwijzing zijn dat er een verhoogd risico is op aanrijdingen met wild. Wat zou kunnen leiden tot gedragsaanpassingen.
Uit een gelegenheidsonderzoek onderzoek in landelijkgebied onder 84 personen blijkt dat iets minder dan de helft van de automobilisten wildspiegels kenden. Degenen die er actief over konden vertellen, noemden vooral de functionaliteit als wildwaarschuwingssysteem op basis van optische reflexen. Bovendien was een meerderheid van de respondenten overtuigd van de positieve effectiviteit van wildspiegels op het gebied. Een gedragsaanpassing kan op grond van de enquêteresultaten niet worden uitgesloten, waarbij beide richtingen (positief en negatief) mogelijk zijn.
✅ Positief effect: Verhoogde alertheid en anticipatiegedrag
Wanneer bestuurders weten waarom wildspiegels zijn geplaatst, kunnen ze bewust rijden op trajecten met wildspiegels. Dit kan leiden tot:
- Vermindering van snelheid in risicogebieden
- Meer aandacht voor de bermen en omgeving
- Snellere reactie bij het zien van wild
Dit verhoogt de kans dat een bestuurder tijdig kan remmen of uitwijken, waardoor meer aanrijdingen worden voorkomen.
❌ Negatief effect: Schijnveiligheid of gewenning
Als bestuurders denken dat bermbeheerders met wildspiegels “het probleem oplossen”, kunnen ze:
- Minder alert zijn in gebieden met spiegels
- De snelheid niet aanpassen
- Vertrouwen op de techniek in plaats van eigen waarneming
Dit kan leiden tot niet gewenst gedrag met grotere risico’s, vooral als wild zich toch onverwacht op de weg begeeft.
Tip: De leerzame praktijkproef
Om beheerders en belanghebbenden te informeren over wildwaarschuwen. Adviseren we praktijkproeven met een simulatie van de zichtbaarheid van wildspiegels. Die naar de zijkant lichtreflecties uitzenden op een rechte weg. De varianten omvatten voor de nadering van een vierwielig motorvoertuig met dim- en grootlicht over een afstand van 300 mtr vier voorbeeld dierenposities (linker- en rechterzijde) Elke positie omvat in het centrale lichtbundelgebied en op een positie buiten het centrale bundelgebied, maar duidelijk binnen het werkgebied van de wildspiegels). Zichtbaar betekent dat de menselijke waarnemer op de ooghoogte van de beoogde diersoort de zichtbaarheid zou moeten kunnen waarnemen. De waarnemer kan vervolgens een conservatieve schatting geven van de zichtbaarheid voor het gezichtsvermogen van de diersoort bijv. hogere verblinding, lagere detailresolutie). De ervaring leert de uitgebreide verlichtingsstudies en de resulterende perceptiesimulaties op waarschuwingsreflectoren voor wilde dieren zeer leerzaam zijn. En, mits generiek uitgevoerd, betrouwbare conclusies mogelijk maken. Volgens eerder uitgevoerde simulaties hebben sommige van de onderzochte waarschuwingsreflectoren voor wilde dieren voldoende verlichtingseffectiviteit om perceptueel relevante optische signalen voor wilde dieren te genereren, voor elke ideale opstelling van verlichting, reflectoren en observatoren.
Menselijke perceptie en gedrag
- Wildspiegels als signaalfunctie: Ook zonder retroreflectie kunnen wildspiegels door bestuurders worden geïnterpreteerd als een waarschuwing voor verhoogd risico op wildaanrijdingen. Dit kan leiden tot tijdelijk gewenste gedragsaanpassing, zoals verhoogde alertheid en snelheidreductie.
- Bekendheid en effectiviteit: Uit een kleinschalig onderzoek blijkt dat minder dan de helft van de automobilisten wildspiegels kent. Degenen die ze kennen, koppelen ze aan optische reflexen en waarschuwingsfunctionaliteit. De meerderheid gelooft in hun positieve effectiviteit.
- Gedragsverandering: Hoewel niet bewezen, sluiten de resultaten een gedragsverandering niet uit — zowel in positieve als negatieve zin.
Technische en ecologische beperkingen
- Simulaties en praktijkproeven: Er wordt geadviseerd om praktijkproeven te doen met simulaties van lichtreflecties op rechte wegen, waarbij verschillende posities van dieren en voertuigverlichting worden getest.
- Waarneming door dieren: Reflectoren kunnen optische signalen genereren die door dieren waargenomen worden, maar dit hangt sterk af van de opstelling, de omstandigheden en het ontwerp van de reflector.
- Beperkingen van generieke oplossingen: Eerdere studies tonen aan dat geen enkele reflector in alle praktijksituaties voldoende optische stimuli genereert. Door variatie in terrein, weggeometrie en observatiehoeken is een generieke aanpak niet effectief.
Conclusie: Wildspiegels kunnen effectief zijn mits op het traject afgestemd!
Implicaties voor plaatsing van wildspiegels
✅ Wat werkt wél
- Maatwerk plaatsing en onderhoud gericht op reeën op locaties met goede omstandigheden: Bijvoorbeeld optimale hoogte, reflectie, orientatie en onderhoud met voldoende zicht en kans op wildaanrijdingen.
- Wildspiegels als psychologische waarschuwing voor bestuurders: Ze kunnen bijdragen aan risicobewustzijn, zelfs als ze geen directe invloed hebben op dieren.
- Gebruik als communicatie-instrument: In combinatie met dynamische borden en campagnes kunnen wildspiegels bijdragen aan bewustwording.
❌ Wat minder kansrijk is
- Vertrouwen op optische werking gericht op dieren zonder bewijs: De optische stimuli zijn vaak niet optimaal voor de realistische omstandigheden.
- Standaardisatie zonder context: Een uniforme toepassing van wildspiegels zonder rekening te houden met lokale omstandigheden is weinig en tijdelijk effectief.
⚠️ Wat hoort bij maatwerk
- Technische afstemming: Hoogte, reflectiehoek, positionering tot de weg en verlichting van voertuigen.
- Afstemming op lokale omstandigheden: Denk aan doelsoort, wegbreedte, -ligging, verkeersintensiteit, vegetatie en doelsoort.
- Monitoring en evaluatie: Praktijkproeven en waarnemingen zijn cruciaal om effectiviteit te beoordelen, waarderen en verbeteren.
Conclusie: De variatie in wildreflectoren, weggeometrie, voertuigverlichting en observatiegeometrie vraagt om maatwerk.
Stopafstand
Om een wildaanrijding te voorkomen is het belangrijk dat we kunnen reageren binnen de zichtafstand of anticiperen op het risico op een wildaanrijding. We hebben dit uitgezocht voor 60 km/uur en 80 km/uur.
🚗 Wat wil een bestuurder kunnen zien?
Een bestuurder moet voldoende vooruit kunnen kijken om:
- Een dier op tijd te zien.
- Te reageren (reactietijd).
- Te remmen tot stilstand vóór het dier.
De benodigde zichtafstand is dus minimaal gelijk aan de totale stopafstand.
📏 Totale stopafstand
| Snelheid |
Reactieafstand |
Remweg
(droog wegdek) |
Stopafstand
(totaal) |
| 60 km/u |
17 mtr. |
18 mtr. |
~35 mtr. |
| 80 km/u |
22 mtr. |
32 mtr. |
~54 mtr. |
Bij nat wegdek of slecht zicht (mist, duisternis) kunnen deze afstanden flink toenemen.
🎯 Wat betekent dit voor zicht op wild?
Om een wildaanrijding te voorkomen, moet een bestuurder: Tenminste 35 mtr (bij 60 km/u) of 54 mtr (bij 80 km/u) vrij zicht hebben op de weg en bermen, zodat hij/zij tijdig kan reageren op overstekend wild.
Belangrijke aandachtspunten:
- Belemmeringen zoals struiken, bomen of bochten kunnen de zichtafstand beperken.
- In het donker is de effectieve zichtafstand vaak kleiner dan overdag, zeker zonder goede verlichting.
- Wildwaarschuwingen moeten op voldoende afstand van de potentiële oversteekplaatsen geplaatst worden, zodat ze binnen deze zichtafstand vallen.
Dimlicht en wildspiegelhoogte
De vragen over condities voor het wildspiegelsplaatsen zijn:
- Wat is de hoogte wegdek rijbaan?
- Wat is de gewenste reflectiezone?
- Wat is de koplamphoogte?
- Bovenkant van lichtbundel
- Wat is het bereik van de koplampen bij dimlicht?
- Wat is het bij dimlicht nog effectieve bereik bij dimlicht
Afmetingen reflectiezone (wildspiegel)
Het bewegende voertuig en de dynamiek van de lichtbundels uit de koplampen zijn essentieel voor het werkingsprincipe van wildspiegels. Alleen licht kan worden gereflecteerd. Die lichtbundel dient optimaal gereflecteerd te worden door de wildspiegel. Optimaal betekent dat de hoogte, hoek en positie van de spiegel de lichtbundel op de meest effectieve hoogte in het veld worden gebracht. De meest effectieve hoogte is de ooghoogte van de te waarschuwen dieren. Die beweegt zich grof geschat tussen de bodem en opgeheven kop (1 mtr.) en naar verwachting meestal op ongeveer 50 cm.
Om tot de effectiefste bereik van de reflector te komen bepalen we het gebied in de hoogte waartussen een wildspiegel met dimlicht moet gaan reflecteren.
Gegeven dat het licht primair reflecteert vanuit de hoek met de koplampen zijn de lamp- en bovenkant lichtbundel dimlicht op de minimale stopafstanden essentieel.
We moeten rekening houden met:
- Maximum gemiddelde koplamphoogte
- Daling van de lichtbundel bij dimlicht
- Bovenkant lichtbundel bij stopafstand
Gemiddelde koplamphoogte
Wildreflectoren dienen beschenen te worden willen zij licht kunnen reflecteren. Dat betekent dat voor een optimaal effect de bovenkant van de spiegel niet boven de bovenkant van lichtbundel bij gedimd licht hoeft te komen.
Hier is de uitgebreide tabel met gemiddelde koplamphoogten en vermoedelijke dimlichthoogten per voertuigtype en de meest recente cijfers voor het Nederlandse wagenpark per categorie (stand per 1 januari 2025):
| Voertuigtype |
Gemiddelde
koplamphoogte (cm) |
Aantal voertuigen |
| Personenauto (sedan/hatchback) |
55 – 70 |
ca. 6,2 miljoen |
| SUV (bijv. Volvo XC90) |
70 – 90 |
ca. 3 miljoen |
| Kleine bestelbus (VW Caddy) |
60 – 80 |
n.b. |
| Middelgrote bestelbus (VW Transporter) |
80 – 100 |
n.b. |
| Grote bestelbus (Mercedes Sprinter) |
95 – 110 |
n.b. |
| Bestelbus (totaal) |
|
ca. 1,1 miljoen |
Deze waarden zijn gemiddelden en kunnen per merk/model verschillen.
Op basis van deze gegevens kunnen we een landelijk gewogen gemiddelde koplamphoogte berekenen op basis van het aantal voertuigen per categorie in Nederland.
SUV’s als deel van de personenauto’s: We weten dat het SUV‑aandeel in de nieuwverkopen in 2024 rond de 56% lag (RAI/BOVAG) en in een andere bron zelfs 61% (RVO/Trendrapport). Het wagenpark‑aandeel ligt lager dan het verkoop‑aandeel. Daarom is gerekend met scenario’s (30%–45% SUV) binnen het personenautopark).
Indicatieve koplamphoogtes per categorie (midpoints van eerdere ranges):
- Personenauto (sedan/hatchback): ~62,5 cm (range 55–70 cm).
- SUV: ~80 cm (range 70–90 cm).
- Bestelbus totaal (mix klein/middel/groot): ~90 cm (range 88–95 cm).
(Deze waarden zijn technisch‑praktische gemiddelden, bedoeld voor oriëntatie.)
Formule:
Basis (bestelauto = 90 cm): 72,5 cm
SUV‑aandeel
in personenautopark |
Gewogen gemiddelde
koplamphoogte NL |
| 30% |
70,1 cm |
| 35% |
70,9 cm |
| 40% |
71,7 cm |
| 45% |
72,5 cm |
Gevoeligheid voor bestelauto‑hoogte (88–95 cm):
| Bestelauto (cm) |
SUV 30% |
SUV 35% |
SUV 40% |
| 88 |
69,9 |
70,7 |
71,5 |
| 90 |
70,1 |
70,9 |
71,7 |
| 92 |
70,3 |
71,1 |
71,9 |
| 95 |
70,7 |
71,4 |
72,2 |
Samenvatting:
- Een realistische bandbreedte voor de gemiddelde koplamphoogte van alle voertuigen samen in NL ligt rond 70–72 cm, met een beste schatting ≈ 71 cm (uitgaande van 35–40% SUV’s in het park en 90 cm voor bestelauto’s). Daar zitten nog koplamp hoogten boven en onder. Maar het merendeel valt hier tussen.
- Als het SUV‑aandeel in het wagenpark hoger uitvalt, of als de bestelauto’s gemiddeld hoger staan, schuift het gemiddelde omhoog richting 72 cm.
Conclusie: Licht wordt gemiddeld verzonden van een gewogen gemiddelde hoogte van 72 cm of lager.
Bovenkant van lichtbundel
De lichtbundel dient optimaal gereflecteerd te worden. De voertuigen rijden met groot- of dimlicht. Waarbij dimlicht de bepalende factor in effectief reflecteren is. We optimaliseren de reflectie daarom eerst naar de bovenkant van de lichtbundel bij gedimd licht.
Voertuigen in Nederland dienen te voldoen aan de voorschriften van de Rijksdienst voor het Wegverkeer. Dimlicht wordt daar beschreven als:
- De lichtbundel moet zich grotendeels concentreren in het midden van het projectievlak. Bij asymmetrische lichtbundels moet de stijgende lijn aan de rechterzijde van de bundel zich rechts van de verticale hartlijn van het projectievlak (voertuig) bevinden.
- De horizontale scheidingslijn van het licht en donker moet zich bevinden tussen 0,5 en 3,5 cm/mtr of 0,5% en 3,5% op 10 mtr afstand van de dimlichtbron;
- De daling van de lichtbundel van het dimlicht, waarvan de onderste rand van het glas minder of gelijk aan 80 cm boven het wegdek ligt, moet op 10 mtr overeenkomen met:
- Minimaal 0,5 cm/mtr x 10 mtr en
- Maximaal 2,5 cm/mtr x 10 mtr.
- De daling van de lichtbundel van het dimlicht, waarvan de onderste rand van het glas meer dan 80 cm boven het wegdek ligt, moet op 10 mtr overeenkomen met:
- Minimaal 1 cm/mtr x 10 mtr en
- Maximaal 3,5 cm/mtr x 10 mtr
Conclusie: Gemiddelde koplamphoogte ligt onder 80 cm.
Voorbeeld berekening bovenkant dimlichtbundel op stopafstanden:
- Max. onderkant rand koplampglas: 80 cm
- Daling van de lichtbundel: 5 cm op 10 mtr afstand.
- Afstanden: 35 mtr en 54 mtr
Resultaat:
De daling van de bovenkant van de lichtbundel is bij 3,5 cm/1 mtr zo scherp dat deze voor merendeel voertuigen voor de kortste stopafstanden op het wegdek komt. Bovenkant lichtbundel bij dimlicht t.o.v. wegdek:
- Op 35 meter afstand: 62,5 cm
- Op 54 meter afstand: 53,0 cm
Conclusie: Best te bereiken bovenkant dimlichtbundel op 35 mtr afstand is 62,5 cm. Daarnaast is de lichtbundel op 54 mtr afstand te reflecteren boven 45 cm.
Werkgebied wildspiegel
De reflector moet voor enige werking van de meest voorkomende voertuigen:
- In het bereik staan waar de lichtbundels aankomen
- Het licht kunnen reflecteren naar de gewenste hoogte
De gewenste hoogte is reflectie op ooghoogte van de doelsoort(en). Reeën lijken voor wat betreft ooghoogtebereik bij uitstek geschikt om de gevolgen van aanrijdingen met wilde dieren voor mens en natuur tot een minimum te beperken. Hun ooghoogtebereik varieert van het maaiveld tot ongeveer 1 mtr hoogte.
Naast ooghoogte zijn er de kruidige vegetaties in de berm de al gauw tot 45 cm hoogte kan rijken en de daling van licht na reflectie. Die daling is voor spiegels gelijk aan de hoek van reflectie. We hebben voor een groot bereik van de reflectie 45 cm. voor vegetatie aangehouden als onderkant voor de reflector.
🔍 Overzichtstabel met de bovenkant lichtbundel voor reflectie door wildspiegels van de lichtbron gebaseerd op de spreiding in de dimlichtbundels bij gemiddelde koplamphoogte van 72 cm en max. 80 cm:
|
Max. Snelheid
|
Stopafstand
|
Dimlichtbundel
(bovenkant)
|
Dimlichtbundel
(t.o.v. maaiveld)
|
| — |
— |
80 cm |
0-80 cm |
| 60 km/u |
~35 mtr |
55 – 62,5 cm |
0 – 62,5 cm |
| 80 km/u |
~54 mtr |
45,5 – 53 cm |
0 – 53 cm |
Negatieve waarden hebben we hier weggelaten omdat deze onder het maaiveld zouden vallen
Conclusie: Het gedimde licht schijnt voornamelijk in de reflectoren aan de rechterzijde van de weg. In Nederland schijnt het dimlicht aan de linkerkant van de weg met een hoek naar beneden van tussen 0,5 en 3,5 cm op 1mtr afstand van de koplampen. Het gevolg is dat op stopafstanden de dimlichtbundel van de gemiddelde bestelbus en nagenoeg alle personenauto's, met de hoogste stand van dimlicht, de reflector bechijnen. De bandbreedte in bovenkant reflector ligt tussen 62,5 cm en bij voorkeur 72,5 cm. Het gevolg van de voorkeurshoogte is dat op 60 km. wegen het dimlicht bijna altijd de reflector raakt op de afstand waarbinnen een bestuurder een dier niet wil ontmoeten. Dat dit ook voor een grootdeel van de voertuigen geldt op 80 km. wegen. Daar geldt echter dat de bestuurder zich mogelijk niet bewust is van het risico en graag gewezen wordt op het feit dat deze zelf het gedrag moet aanpassen om te kunnen reageren. Dit kan bijvoorbeeld met een dynamisch verkeersinformatiesysteem langs de weg en/of door de auto!
Advies: Bovenkant reflector (niet paal): 72,5 cm t.o.v. wegdek onderkant reflector 45 cm (pragmatisch op basis van vegetatiehoogte). Voor 80 km. wegen bestuurder wijzen op het risico (bijv. met een advies gebaseerd op snelheid).
📊 Reikwijdte reflectie
Op basis van de boven- en onderkant reflectiezone (72,5 cm en 45 cm) kunnen we nu de reikwijdte van de reflectie meten. We gaan er vanuit dat 45 cm. en lager vegetatie kan zijn en het gereflecteerde licht in dezelfde hoek daalt als voor de reflectie.
Hier is de verwachte reikwijdte van 45⁰ reflectie naar opzij vanaf reflector bovenkant 72 cm tot onderkant 45 cm. De boven- en onderkant zijn afgeleid van de daling in de dimlichtbundel van 0,5 cm/mtr en 3,5 cm/mtr en de stopafstanden 35 mtr en 54 mtr.
Tabel met reikwijdte bij reflectie. Reflectie is afhankelijk van hoek reflector.
Afstand
(mtr) |
Daling 0.5
cm/mtr
|
Daling 3.5
cm/mtr
|
| 0 |
72.0 |
72.0 |
| 5 |
69.5 |
54.5 |
| 7 |
68.5 |
47.5 |
| 8 |
68.0 |
|
| 9 |
67.5 |
|
| 10 |
67.0 |
|
| 20 |
62.0 |
|
| 30 |
57.0 |
|
| 40 |
52.0 |
|
| 50 |
47.0 |
|
| 54 |
45.0 |
|
✅ Maximale effectieve afstand (hoogte ≥ 45 cm)
- Daling 0.5 cm/mtr → 54 mtr
- Daling 3.5 cm/mtr → 7 mtr
🔍 Interpretatie
- Met een starthoogte bovenkant eflectie van 72 cm reikt de lichtbundel ver opzij:
- Bij lichte daling (0.5 cm/m) blijft hij tot 54 mtr reflecteren.
- Bij steile daling (3.5 cm/m) is hij nog effectief tot 7 mtr opzij.
- Er is altijd een deel van de lichtbundels dat de reflector raakt op 35 mtr (de stopafstand voor 60 km/u), zolang de bovenkant op 72 cm staat en de ondergrens van reflectie op 45 cm ligt.
Conclusie: Als het dimlicht op de hoogste stand staat in een verder vlak terrein is de reflectie max. 54 mtr Die reikwijdte wordt bereik voorbij de stopafstand voor 60 km. per uur en is boven de minimum hoogte van 45 cm. De reflectie wordt dan nog beperkt door de perfectie van de reflector en de plaatsing.
De stopafstand voor 80 km. per uur verwacht dat de reflectie dieren op 54 mtr afstand waarschuwt. Dat kan met dimlicht door een deel van de SUV's en bestelbussen bereikt worden. Daarmee loopt een groot deel van de bestuurders een risico. Die zouden gewaarschuwd kunnen worden dat de snelheid te hoog is om tijdig te remmen.
🔄 Implicaties voor plaatsing
- Adviseren bestuurders om bovenkant dimlichtbundel af te stellen naar hoogste stand (0.5 cm/m).
- Boven en onderkant reflectie 72,5 cm en 45 cm. Waarbij bovenkant essentieel is.
- Op 80 km/u wegen is het gebruik van statische wildspiegels zinvol voor verkeer met grootlicht. We adviseren gezien het hogere risico het rijgedrag te beïnvloeden bijv. met een dynamisch verkeerswaarschuwing.
- Voor 80 km/u wegen zonder gedragsbeïnvloeding zijn dynamische wildwaarschuwingssysteem of andere faunatechnieken (rasters met wildroosters) waarschijnlijk effectiever.
Locaties voor wildspiegels:
Er zijn veel factoren die meespelen bij de plaatsing van wildreflectoren. Hoewel wetenschappelijk onderzoek tot nu toe geen significant gedragseffect bij reeën heeft aangetoond, laten de onderzoekenen de praktijkervaringen wel degelijk een positief effect zien. Reflectoren lijken effectief, mits goed geplaatst en onderhouden.
Uit studies naar dieren in het verkeer blijkt dat er een aantal gemeenschappelijke kenmerken zijn van locaties met een hoog risico.
De locaties liggen vaak in de leefomstandigheden voor die bepaalde diersoort. En vaak is dit buiten de bebouwing in een natuurrijk landschap op plekken waar bosschages, beken en sloten de weg kruisen. En in die gebieden met name de (brede), rechte stukken weg (bij) glooiende bochten. Dat is afgeleid van wetenschappelijk onderzoek en jarenlang registreren van wildaanrijdingen en vermoedelijk door verkeer omgekomen valwild in een faunaregistratiesysteem.
De veronderstelling is dat (de) eigenschappen van de weg (lang, breed en recht) voor de automobilist maakt dat die de neiging heeft om zich veiliger en zeker te voelen en daarom sneller gaat rijden.
Onderzoek toont aan dat botsingen kunnen optreden op elk moment in het jaar en van de dag. Maar dat het moment van het jaar en de dag afhankelijk is van de soort.
Met de beschikbare gegevens en de monitoring zijn trajecten te bepalen waar wildreflectoren staan, gewenst en effectief zijn of hun effectiviteit verliezen. Voor het bepalen van het traject is onderzoek in het landschap en in de faunaregistraties nodig.
Monitoring van de locatie en omstandigheden is essentieel. Toename van de wildaanrijdingen is een sein voor verbetering mitigerende maatregelen.
Afstand tussen de reflectoren
Om het werkgebied van de reflectoren elkaar zo veel mogelijk te laten over lappen is de afstand tussen de reflectoren aan dezelfde zijde van de weg essentieel en de positie van de opvolgende reflector aan de andere zijde van de weg. We zijn daarbij erg afhankelijk van de werking van het ontwerp de werking van de wildspiegel. Maar stel dat de reflector een gebied bestrijkt van een rechthoekige driehoek met één hoek van 60° beoogde reikwijdte van weg plus berm. Dan kunnen we de afstand tussen de wildspiegels berekenen.

Beste scenario voor dekking door plaatsing wildspiegels
Als die afstand bijvoorbeeld 10 mtr is dan gebruik je de wiskundige functie om de lengte van de overstaande zijde op basis van de aanliggende zijde in een rechthoekige driehoek te bereken op basis van één van de niet rechte hoeken:

Resultaat afstand tussen de wildspiegels:
Voor hoek wildspiegel 45° t.o.v. rijrichting: tan(45^) = 1 * 10 = 10 mtr.
Voor hoek wildspiegel 60° t.o.v. rijrichting: tan(60^) = 1.732 * 10 = 17,32 mtr.
Die afstand (17,32 mtr.) is gebaseerd op 7 mtr wegverharding plus 2x1,5 mtr. berm. Wordt het bereik geoptimaliseerd zodat de reflectie verder in de omgeving reikt dan wordt ideale afstand tussen de wildspiegels groter.
Bij 50 mtr. afstand tussen de spiegels wordt het bereik voor optimaal geplaatste wildspiegels onder optimale omstandigheden 29 meter. Dit betekent inbreuk op het landschap of hiaten in de dekking die mogelijk leiden tot terugkeren wildaanrijdingen.
Advies: Stem de oriëntatie van de wildspiegels t.o.v. de verharding en afstand tussen de spiegels af op de lokale omstandigheden. Tip: Reflectie over de weg heeft groter bereik!
Plaatsing van de wildspiegels
Voor een goed effect van wildreflectoren is niet alleen de hoogte en reflectiekwaliteit belangrijk, maar vooral de dekking van het werkgebied. Reflectoren moeten strategisch geplaatst én goed onderhouden worden om hun functie te behouden.
Plaatsingsprincipes
Wildreflectoren – vaak prisma’s of spiegels – weerkaatsen het licht van koplampen naar de berm en het aangrenzende terrein. Dit bewegende licht schrikt dieren af en ontmoedigt hen om over te steken. De juiste plaatsing qua hoogte, oriëntatie en onderlinge afstand zorgt voor een optimaal bereik van de lichtreflectie. Dat bereik moet zichtbaar zijn op plekken waar dieren zich ophouden, zodat ze tijdig gealarmeerd worden.
Bij een correcte positionering ontstaat een zone van visuele onrust door het bewegende licht. Onderbrekingen in deze zone creëren relatief rustige plekken, die dieren juist kunnen uitnodigen om over te steken. Daarom is het belangrijk om gaten in de dekking te voorkomen.
De afstand tussen reflectoren is cruciaal. In binnenbochten moeten ze dichter bij elkaar staan om een overlappende lichtbundel te creëren. Ook bij afwijkende wegbreedtes moet rekening worden gehouden met de afstand tussen de wildspiegels.
Reflectoren moeten vrij staan van begroeiing en takken om het licht goed te kunnen reflecteren. Vegetatie die reflectoren afschermt, vermindert hun werking aanzienlijk.
Om te komen tot effectieve plaatsing vragen bovenstaande elementen om nader onderzoek naar het effect van afstand tussen wildspiegel en te waarschuwen dier op het voorkomen van aanrijdingen door de inzet van wildspiegels.
Uit eigen ervaring redacteur: Op de N319 traject Vorden - Ruurlo zijn veel wildaanrijdingen. Daar zijn eind 20e eeuw wildreflectoren geplaats langs een tweebaansweg (80 km) zonder middenberm. Het traject is gescheiden door de gemeentegrens Bronckhorst/Berkeleland. De spiegels zijn daar toen op twee verschillende afstanden van elkaar geplaatst. In de gemeente Bronckhorst op 100 meter en in Berkelland 50 meter uit elkaar. In de gemeente Berkelland reduceerden de aanrijdingen enorm terwijl deze in Bronckhorst toenamen.
Scenario's plaatsing wildspiegels
Het werkgebied van de reflectoren is het groots als het bereik van de wildspiegels de weg en de wegberm volledig beslaat en zover mogelijk in het leefgebied van de beoogde diersoorten reikt. Zie visualisatie: Scenario’s plaatsing wildreflectoren.
Dat is niet overal efficiënt mogelijk. Dan dient creatief gezocht te worden naar een oplossing bijvoorbeeld de wildspiegels dichter op elkaar, vanuit de middenberm reflecteren, de reflectoren hoger, lager en/of in andere hoek laten reflecteren, andere faunatechniek toepassen. E kan zelfs gekozen worden om de reflectoren naar de berm te laten reflecteren. (Reflecteren is naar de dieren!)
Effectiviteit en onderhoud
Onderzoek wijst erop dat wildreflectoren reeën helpen om verkeer beter te vermijden. Schoonmaken en herstellen van reflectoren kan het effect op het aantal wildaanrijdingen herstellen. Onderhoud voorafgaand aan seizoensgebonden pieken in risico’s versterkt hoogstwaarschijnlijk de effectiviteit.
Praktische tip: Beheer de wildspiegels ongeveer een maand voor de jaarlijkse piek in wildaanrijdingen. Beoordeel het effect van de vegetatie op de lichtbundel, maak reflectoren schoon en vervang beschadigde of verdwenen exemplaren.
Praktische aandachtspunten
Richtlijn hellingen naast de weg
In het oorspronkelijke ontwerp werd geadviseerd om bij opwaartse hellingen (>5 cm/m) reflectoren richting de helling te plaatsen, aanvullend op dezelfde paal als de horizontale reflectoren. Bij neerwaartse hellingen moesten extra reflectoren aan de hellingzijde worden toegevoegd om de lichtbundel te verlengen.
Deze aanpak bleek onpraktisch. Sommige moderne reflectoren kunnen nu standaard omhoog of omlaag reflecteren, afhankelijk van hoe ze gemonteerd worden. Bij neerwaartse hellingen kan dit nog wel betekenen: twee reflectoren per paal. Eén voor de reflectie over de weg en één voor de helling. Nader onderzoek zal naar de werking van het ontwerp wildspiegel (reflectie) zal uit moeten wijzen wat pragmatisch is.
Voor hellingen >5° (zoals taluds, wallen of dijken) geldt: plaats reflectoren bij voorkeur binnen enkele meters van de wegverharding. Grotere afstand is mogelijk, maar vermindert de reflectie, vooral bij dimlicht.
Innovatie?
Langs veel 80 km-wegen zien we witte en rode reflectoren die uitsluitend naar bestuurders reflecteren. Met wat we weten over de rol van de kleur. Stel dat deze reflectoren ook op de optimale hoogte en hoek voor wildspiegels zouden staan. Zodat ze zowel naar de berm als retroreflecterend naar bestuurders werken. Zou dat de kosten en inspanning niet aanzienlijk verlagen?
Reserve
Houd bij plaatsing rekening met verlies van reflectoren, bijvoorbeeld door beschadiging of verlies. Zorg daarom voor reserve-exemplaren en betrek de lokale gemeenschap bij de plaatsing.
Aanbeveling: Streef naar wildspiegels over de weg laten schijnen!
Lees onze bronnen:
Effects of roads on mule deer migration and movement corridors in Wyoming
Wildlife Warning Signs: Public Assessment of Components, Placement and Designs to Optimise Driver Response
Do White-Tailed Deer Avoid Red? An Evaluation of the Premise Underlying the Design of Swareflex Wildlife Reflectors
Temporal patterns in road crossing behaviour in roe deer at sites with wildlife warning reflectors
Install wildlife warning reflectors along roads - Conservation Evidence
Wildlife Warning Reflectors and White Canvas Reduce Deer–Vehicle Collisions and Risky Road-Crossing Behavior
Light reflector construction for deterring game from_crossing highways
Wirkungsweise von Wildwarnern
Wildlife warning signs optimising driver response
Wildlife warning reflectors do not mitigate wildlife–vehicle collisions on roads
Neurobiology, Pathophysiology, and Treatment of Melatonin Deficiency and Dysfunction
Improve Sleep by Avoiding Light
WiConNET Wildlife Control 4.0 Networks - AIT Austrian Institute Of Technology
https://www.cbs.nl/nl-nl/visualisaties/verkeer-en-vervoer/vervoermiddelen-en-infrastructuur
Hoeveel personenauto’s zijn er in Nederland? | CBS
Hoeveel bestelauto's zijn er in Nederland? | CBS
Aantal motorvoertuigen actief, 2019-2025 | Compendium voor de Leefomgeving
Trendrapport Nederlandse markt personenauto s
Afmetingen bestelbus - Regeljelease.nl
Alles over de afmetingen van jouw bestelwagen | Alle afmetingen op een rijtje
Bestelbus afmetingen | Informatie en uitleg | LPFS
Wegbreedtes - Nationaal Databestand Wegverkeersgegevens