Als begin augustus de bronst, de paartijd van het ree voorbij is begint de tijd dat de reegeiten 'in verwachting' zijn, de draagtijd.
Deze draagtijd bedraagt circa tien maanden (293 dagen +/- 7 dagen*) of, in zeldzame gevallen, vijf en een halve maand. Het laatste is afhankelijk van het moment van bevruchten.
Uit het onderzoek dat we over de draagtijd lazen is een opvallend verschil gebleken: De eerste jaars reegeiten kregen al na 280 dagen de reekalveren en de ervaren reegeiten droegen wel tot 312 dagen.
Waar gaat het bij de paring om? De zaadcellen (spermatozoïden) van de reebok, bestaande uit een kopje en een zweepstaartje, wringelen zich, na de paring, via de vagina en de tweehoornige baarmoeder (uterus) van de reegeit naar de eicellen in de eileiders.
In de reegeit zijn de eicellen, na het loskomen van de eitjes uit de eierstok (eisprong of ovulatie) in de eileiders door capillaire zuiging in een trechtertje terecht gekomen.
Wriemelend bolletje
Miljoenen zaadcellen ontmoeten de eicellen in de eileiders. Zij gaan daar met hun kopjes op staan met de staart omhoog. Iedere zaadcel probeert door de eicelwand heen te dringen en scheidt daarbij een stof af, die de wand doorlaatbaar maakt. Tenslotte ziet één zaadcel kans door de eicelwand heen te komen en met de kern van de eicel te versmelten, de feitelijke bevruchting. Bij die ene zaadcel per eicel blijft het. Door verharding van de eicelwand, misschien ook chemisch, gaat de toegang onmiddellijk op slot voor alle andere zaadcellen.
De bevruchte eicel is het eerste stadium van nieuw leven, de embryo. De embryo's zetten hun reis naar de baarmoeder voort en komen in het uiteinde van de baarmoederhoorns. De eicellen zijn dan al gegroeid van één naar 20 á 30 cellen, de morula. Dit embryo is kleiner dan 1 millimeter en nestelt zich niet in zij ontwikkelt zich, bij reeën vertraagd, tot een embryo van circa 100 cellen, een kiemblaasje. Eind december begint dan een snelle groei van tussen 10 en 25 dagen waarin het embryo zich hecht aan de baarmoeder wand en de moederkoek begint te groeien. De moederkoek zorgt voor het transport van zuurstof en voedsel naar de embryo's (en het produceren van progesteron). Naarmate het embryo groter wordt komt zij weer los in de baarmoeder te liggen voorzien van een navelstreng en omhuld door een vruchtvlies, dat zo ruim is dat de embryo's min of meer in het vruchtwater zweven, hetgeen een zekere bescherming tegen stoten van buitenaf biedt.
Uniek voor hertachtigen, bij reeën, treedt er vanaf half augustus een vier en een halve maand durende kiemvertraging op, waarin er heel langzaam ontwikkeling van de vrucht plaatsvindt. Deze vertraagde-implantatie wordt ook ook wel diapauze genoemd. Vanaf midden december begint het kiemblaasje met het moederlichaam te 'communiceren' waarna er een versnelling van de groei begint. Dit geldt niet voor alle reegeiten. Het komt namelijk af en toe voor dat er eind september gepaard wordt. Dit wordt ook wel de nabronst genoemd. Het proces van Vertraagde-implantatie is dan korter waardoor ook deze reegeiten in het voorjaar hun kalveren zetten. Bij de reegeiten die in die tweede bronst worden beslagen valt de kiemrust nagenoeg weg. Het ree lijkt haar duur van de draagtijd te kunnen regelen.
De kalveren worden geboren tussen half maart en eind juni. De plaats waar de kalveren gezet worden wordt door de geit uitgekozen. Kort voordat de geiten gaan zetten, zonderen ze zich af en bakenen een klein gebied af, dat ze gedurende drie weken verdedigt tegen andere geiten. Soms overlappen de gebieden waar de reegeiten hun reekalfjes zetten elkaar, in dat geval zijn de reegeiten meestal familie van elkaar.
Gebleken is dat de snelheid waarmee het embryo zich ontwikkelt nauw samenhangt met het voedselaanbod in de winter en het vroege voorjaar de strengheid van de winter. De kwaliteit van die 'kraamkamer', dus de mate van voedselaanbod en veiligheid, correspondeert met de ranghoogte van de reegeit. Meestal is dat in een bosrand met veel ondergroei, onder struiken of in knie hoog landbouwgewas zoals een weiland met lang gras of in het koren. Uit verschillende studies is gebleken dat velden die alleen bestaan uit bossen een lagere aanwas kennen dan leefgebieden waarbij bossen en kruidachtige vegetaties elkaar afwisselen. De aanwas in deze afwisselende gebieden wordt sterk beïnvloed door sterfte ten gevolge van het maaien van de ruigten of hooigras. Dit kan positief beïnvloed worden door het voorkomen van maaislachtoffers.
* The pre-oestrus signal, variations in pregnancy length and photoperiod manipulation of pregnant roe deer does., Department of Zoology, University of Aberdeen