Zintuigen van het ree

Bijgewerkt: 2024-07-26T13:15:00+01:00

De zintuigen van het ree zijn bijzonder goed geschikt voor het overleven in de bosrand en in ruigte. Het ree is in staat heel goed rondom bewegingen te zien en geluiden te herkennen. Het ruiken is ook zeer goed ontwikkeld. De afstand waarop een ree geuren kan waarnemen van de mens wordt geschat op 300 - 400 meter. Het is niet moeilijk voor te stellen dat de zintuigen elkaar versterken naarmate de afstand van bijvoorbeeld een predator tot het ree kleiner wordt.

Naast zien, horen en ruiken kennen we nog het proeven en voelen. Ruiken en proeven lijken veel op elkaar. Geur- en smaakprikkels worden via zenuwen doorgegeven aan de hersenen. Het grote aantal smaakpapillen bevestigt dat het ree in staat is voedsel op smaak te selecteren.

Over het tasten en voelen door het ree is niet veel bekend. Er bevinden zich stugge snor- of tastharen in de omgeving van de mond en de neus.

Afbeelding: zintuigen alert ree
Afbeelding: Reegeit_gebruikt_ogen en oren. Foto: Jeanne Otten


Reeën zien maar beperkt kleuren maar veel beter contrast. Daardoor kunnen zij in het donker veel beter als mensen zien en kunnen zij bewegingen uitstekend waarnemen. Een volkomen stilstaand mens wordt door een ree niet herkend, de geringste beweging maakt het echter wantrouwend. Het gevolg van die onzekerheid is dat het ree geruime tijd gaat staan kijken (zekeren). Soms laat het ree dan de kop zakken alsof het staat te grazen, maar het houdt ons dan goed in de gaten. Af en toe tilt het snel de kop op, werpt het de kop op. De geringste beweging doet het ree dan vluchten.


Het gezichtsveld van het ree is groot. Het kan door de zijdelings geplaatste ogen nagenoeg alles rondom zichzelf zien, een panorama. Om te begrijpen hoe reeën zien is het handig te begrijpen hoe je zelf ziet. Ga daarvoor bijvoorbeeld naar de website van Neurokids (http://neurokids.nl). En gebruik daar de knop "verken" om het nodige te lezen en te leren omtrent de wereld van het brein, neuronen en zintuigen.

Hoe zien reeën?
Licht is energie die wij kunnen zien. Kleuren zijn onderdeel van dat licht. Die energie maakt dat licht trilt. Het oog 'voelt' een deel van dat verschil in energie. Het oog 'ziet' dat verschil als kleuren.

Die trillingen kun je vergelijken met de golven die ontstaan als een steen die in het water valt. Het oog heeft zeer kleine lichtgevoelige organen die de trillingen meer of minder goed kunnen voelen. Dat verschil in voelen komt mogelijk door de vorm van de organen, kegeltjes en staafjes. De kegeltjes reageren op een beperkt deel van de golflengtes licht en de staafjes op de totale hoeveelheid 'golfjes'. Het voelen en gebruiken van wat de kegeltjes en staafjes doen noemen we 'zien'.
Er zijn drie typen kegeltjes in het oog van de mens. Daardoor kunnen wij kleuren zien die je kunt maken met rood, geel en blauw.

Reeën hebben twee typen kegeltjes. Zij missen de kegeltjes waarmee je rood goed kunt zien. Reeën zien dan ook alleen de kleuren die ontstaan als de kleuren geel en blauw licht worden gecombineerd. In het overgangsgebied is de kleur min of meer grijs. Dat betekent dat een oranje jas voor een ree groen, grijs lijkt. Reeën zullen dan ook niet gauw de bewegingen van mensen met oranje jassen zien en mensen met blauwe jassen aan des te beter.

De staafjes kunnen geen kleuren onderscheiden maar zijn erg licht gevoelig. Daarvan heeft een ree er meer als een mens daarom kan een ree veel beter in het donker waarnemen.

Uit onderzoek is gebleken dat bij veel onderzochte diersoorten de kegeltjes die blauw zien het meest voorkomen in het bovenste deel van het oog. Maar bij het ree schijnen de meeste in het onderste deel voor te komen.

Wat kan het voordeel zijn van blauw herkennen en het de 'vreemde' verdeling van de kegeltjes? We weten nu dat reeën alle tinten tussen groen en blauw zien. Geredeneerd vanuit de mens zeggen we dat een ree slecht ziet. Maar is dat voor het ree wel zo? Het ontbreken van één soort kegeltjes en de aanwezigheid van lichtgevoelige staafjes op het onderste deel vormen hoog waarschijnlijk een belangrijke combinatie dag en nacht heel goed bewegingen waar te nemen. Bewegingen van predatoren! Die gevoeligheid maakt het ook de stressgevoeligheid van reeën voor hoge dichtheden dieren en de werking van blauw reflecterende wildspiegels verklaarbaar. Reeën hebben super goede ogen om te overleven!

Het gehoor van het ree is heel goed ontwikkeld. Zij kunnen met hun oren in staat om geluiden te herkennen en de richting van het geluid te bepalen. Dat kunnen zij onder andere door de oorschelpen afzonderlijk te draaien. Het dichtslaan van een autodeur, het gehijg van een hond, of het geluid van een brekende tak naast een wandelpad kan ze al doen vluchten. Herhaalt zich dat echter en leidt het geluid niet tot meer storing, dan treedt snel gewenning op.

Het ree weet goed te onderscheiden of een geluid wel of geen gevaar betekent. Ze wennen bijvoorbeeld binnen een dag aan een onbekend geluid. Het geluidsvolume is daarbij niet van belang. De tractor, een straaljager of het geraas van verkeer op een weg verontrust ze niet.

De reukzin van het ree, zetelend in de neus van het ree, is het best ontwikkelde zintuig van het ree. De oppervlakte om mee te ruiken bedraagt tot 90 cm², bij de mens is dit slechts 2,5 cm² (Sempéré et al., 1996). De afstand waarop een ree geuren kan waarnemen van de mens wordt geschat op 300 - 400 meter. Bij het zoeken naar voedsel en bij het onderlinge contact wordt steeds de neus gebruikt. Typisch voor hoefdieren is dat ze verschillende geurklieren bezitten op verschillende plaatsen van het lichaam (Gosling, 1985).

Bij het foerageren wordt rekening gehouden met de wind. Bijvoorbeeld staan kalveren dan zodanig ten opzichte van de moeder dat zij haar kunnen ruiken. We vermoeden daarom dat de meeste reacties en gedragingen van het ree gebeuren op basis van wat met de neus wordt waargenomen.

Ter illustratie de dwarsdoorsneden van schedels, vergelijk de verhouding tussen reukorgaan van mens en ree ten opzichte van overige schedelinhoud.

Afbeelding: Dwarsdoorsnede schedel en neus van de mens

De mens

Afbeelding: Dwarsdoorsnede schedel en neus van het ree

Het ree

Het proeven van het ree gebeurt door middel van smaakpapillen. De smaakpapillen zorgen dat een bepaalde smaak, in de vorm van signalen, ook wel prikkels genoemd, via zenuwen worden doorgegeven aan de hersenen. Reeën hebben een groot aantal smaakpapillen die bevestigen dat een ree goed in staat is voedsel op smaak te selecteren. Die smaakpapillen ziten in de neus, de mondholte en aan de tong.

De smaak van voedsel en sappen kan dus worden geproefd maar ook in de lucht worden geroken. Onderzoek heeft uitgewezen dat reeën voorkeur hebben voor plantensoorten met bepaalde smaakstoffen.

Over het voelen van het ree is niet veel bekend. Er bevinden zich stugge tastharen in de omgeving van de mond en de neus maar deze lijken niet geschikt om het zien te vervangen. Dieren die zich in het duister voortbewegen en voorzichtig hun voedsel tot zich moeten nemen hebben dit vaak wel. De signalen van de snorharen worden via zenuwen naar de hersenen geleid. Er is echter geen specifiek gedrag bekend waarbij deze worden gebruikt. Wel zien we reeën voorzichtig voedsel in de bek nemen waarbij het nog de vraag is of zij alleen proeven of dat zij ook voelen of hetgeen ze in de bek nemen wel eetbaar is. Omdat het ree in de randen van bos en veld leeft daar waar de dekking dicht is kan het zijn dat voelen niet belangrijk is. Misschien is daardoor de tast als hulpmiddel minder ontwikkeld.

Cookies instellen