Net als mensen krijgt het jonge ree eerst een melkgebit om na ongeveer twee jaar het volgroeide gebit te hebben. Het volgroeide gebit van het ree bestaat uit tweeëndertig tanden en kiezen. Met die ontwikeling en de slijtage van het volgroeide gewicht kun je de Leeftijd bepalen van een dood ree bepalen.
Wanneer het kalfje geboren wordt, in april of mei, heeft het in de onderkaak acht melksnijtanden en zes melkkiezen (3 links en 3 rechts) en in de bovenkaak zes melkkiezen. De van voor naar achteren derde kies in de onderkaak speelt een belangrijke rol bij het bepalen van de ouderdom. Deze melkkies is in het eerste jaar driedelig en daarna tweedelig.
De middelste twee snijtanden worden omstreeks oktober/november gewisseld. De volgende twee snijtanden (aan weerszijden één) wisselen in januari/februari. Het daaropvolgende paar in maart/april en het laatste paar in april/mei. De melksnijtanden onderscheiden zich van de snijtanden doordat ze kleiner en smaller zijn. Alle snijtanden zijn dus gewisseld als het ree ruim een jaar oud is.
Vóór de wisseling van de snijtanden, ongeveer in september, komt achter de derde melkkies een vierde kies te voorschijn, vier weken daarna de vijfde. Pas nadat alle snijtanden gewisseld zijn, wanneer het ree ongeveer 13 maanden oud is, in juni van het tweede jaar, komt er een zesde kies bij en wisselen de voorste (melk)kiezen. In juli, van het tweede jaar, is het ware gebit compleet. Het gebit van het ree bestaat dan uit tweeëndertig tanden en kiezen. Het heeft dan in de onderkaak acht snijtanden en twaalf kiezen en in de bovenkaak twaalf kiezen.
In de bovenkaak ontbreken de snijtanden en bevindt zich op die plaats een harde slijmvliesrand. Hierdoor kan het voedsel niet glad worden afgebeten, maar wordt het afgescheurd. Bij vraat aan takken en twijgen is daarom geen 'afgesneden' vraatbeeld te zien, zoals bij hazen en konijnen, maar een rafelige rand.
Soms groeien in de bovenkaken hoektanen en zeer zelden in de onderkaak, deze worden haken genoemd.