Een bloemrijke akker, wild-akker of fauna-akker is een éénjarige of permanente akker waarbij in de aanleg en het beheer rekening wordt gehouden met de in het wild levende insecten, vogels en andere dieren. Daarbij wordt gebruik gemaakt van speciale zaadmengsels. Deze akkers geven de fauna nestgelegenheid, voedsel en bescherming in periodes waarin de “levensvoorwaarden” onvoldoende in het veld aanwezig zijn. Ook kan een fauna-akker dienstdoen als afleidende teelt, zodat landbouwgewassen minder schade ondervinden. Zo profiteren vele vlindersoorten, bijen en hommels en kleine zoogdieren zoals veldmuizen van de fauna-akkers.

Bij de aanleg van een fauna-akker kun je rekening houden met de ligging van de akker, de grondsoort en de vochthuishouding. De akker moet snel en gemakkelijk bereikbaar zijn voor de dieren. Een fauna-akker midden in een kaal landschap is minder effectief dan wanneer deze aansluit bij dekking gevende begroeiing als rietruigten en struiken. Het is beter meerdere kleine akkers verspreid in een gebied te hebben dan één grote fauna-akker. De voorkeur gaat uit naar afgelegen locaties.

Enkele weken voordat u gaat inzaaien, maakt u een vals zaaibed met een (triltand)eg. Vlak voor het zaaien herhaalt u deze bewerking. De gekiemde onkruiden worden dan vernietigd en tegelijkertijd maakt u het zaaibed klaar voor het te zaaien mengsel.

Inzaaien in het voorjaar vanaf april geeft de beste resultaten. Zaaien kan met een nokkenrad zaaimachine, maar ook met de hand of met een kunstmeststrooier. Meng in de laatste twee gevallen het zaad met zand zodat u een groter volume krijgt. Dit strooit makkelijker en het zaad wordt gelijkmatiger verdeeld. Na het zaaien, werkt u het zaad handmatig onder met een hark of machinaal met een eg. Afhankelijk van het type mengsel heeft u tussen de dertig en veertig kilo zaad nodig per hectare. Zaai onder vochtige, groeizame omstandigheden.

Een perceel met een éénjarige beheercyclus komt goed tot zijn recht als deze wordt ingezaaid met een bloemrijk mengsel van onder andere klaproos, korenbloem, erwten, boekweit, vlas, lupinen en kamille. Dan ontstaat een kruidig mengsel met een grote diversiteit waarvan reeën, vlinders, patrijzen en amfibieën profiteren. Een dergelijk wildmengsel is niet geschikt om over te rijden, bijvoorbeeld voor de afvoer van oogstproducten.

Een perceel met een meerjarige beheercyclus bevat soorten die terugkomen. Je kunt zo’n perceel dan ook enkele jaren als kruidige vegetatie behandelen. De planten zullen zich met eigen zaad in stand houden, zolang je maar niet maait voordat het zaad van de gewenste planten rijp is. Het eerste seizoen zullen de eenjarige en snelgroeiende soorten de boventoon voeren. Maar in de daaropvolgende jaren zal er meer balans komen in de soortensamenstelling. Door verschillen in grondsoort, waterhuishouding, beheer en het al dan niet berijden van de strook, zal het eindbeeld niet overal hetzelfde zijn. Wel zal er na een paar jaar verruiging optreden door concurrentie met van nature voorkomende soorten zoals grassen en ruigtekruiden.

De meest eenvoudige manier van inzaaien is door kruidig hooi met rijpe zaden van een nabijgelegen natuurgebied uit te schudden over het perceel. Je kunt ook een zaadmengsel kopen. Een zaadmengsel is samengesteld uit kruiden en grassen, afhankelijk van de diersoorten die er voorkomen of bevoordeeld worden. Ieder zaadmengsel is dus afgestemd op een aantal doelsoorten. Zo valt te denken aan een mengsel voor ree, of aan een mengsel meer gericht op insecten en patrijzen. Bij de keuze van het mengsel spelen ook vlinders en bijen een rol. Zij komen af op mengsels met daarin akkerkruiden zoals klaproos, korenbloem, herderstasje, mosterd en dergelijke.

Enkele typen mengsels zijn:

  • Bloemenmengsel
  • Bijenmengsel
  • Wildweidemengsel
  • Patrijzenmix

Bloemenmengsels die bestaan uit inheemse soorten gedijen het best op schraler wordende gronden. Over bemest de rand daarom niet.

Wacht met maaien van de fauna-akker totdat de gewenste soorten zaad hebben gevormd. Het beste kan het mengsel eens per jaar na de zaadvorming gemaaid worden, waarna het vier tot vijf dagen kan blijven liggen. Maai tien cm hoog, dan blijven rozetten gespaard en wordt de uitval van zaad bevorderd. Voer het maaisel daarna wel af zodat verschraling kan optreden.

Als de oppervlakte het toelaat, maai dan voor biodiversiteit. Laat delen van de percelen met rust.

Overjarige grassen zullen de overhand krijgen. Door de percelen eens in drie tot vijf jaar opnieuw in te zaaien, voorkomt u volledige vergrassing.

De soorten die mits op het juiste moment beheerd profiteren van de bloemrijke akker zijn:

  • Akkervogels zoals patrijs, fazant en zangvogels
  • Reeën, bijen, vlinders en amfibieën
Cookies instellen