Struwelen, hagen en heggen staan hier onder perceelovergangen genoemd omdat ze alle drie lijnvormig zijn, uit goed te snoeien struiken bestaan en dit doel dienen. Het verschil zit in de vorm van het beheer, zoals verderop in deze paragraaf zal blijken.

Vroeger dienden struwelen, hagen en heggen als veekering en perceel scheiding. Tegenwoordig vormen zij voor vogels en zoogdieren voedsel, schuilplaatsen tegen predatoren, verbindingen naar andere leefgebieden en nestgelegenheid. Voor amfibieën biedt een daarvoor ingerichte haag of struweel gelegenheid om te overwinteren.

Struwelen en heggen bestaan bij voorkeur uit een zoom- en mantelvegetatie waarbij in het geval van heggen de mantel die uit struiken bestaat vaak wordt gesnoeid, meestal jaarlijks.

Struwelen vormen brede verbindingen en heggen smalle. Dit geeft een indicatie voor de waarde voor flora en fauna: hoe breder de perceelovergang hoe beter de verhouding zoom mantel is te realiseren en dus hoe hoger de natuurwaarden. Een min of meer doolhof van ruige kruidachtige stroken, hagen, singels en bosjes geef meer variatie aan dier- en plantensoorten.

In de struwelen kunnen de struiken zich min of meer van nature ontwikkelen. Struwelen bestaan vaak uit doornige struiken zoals sleedoorn, meidoorn, hondsroos, egelantier en wegedoorn. Terwijl heggen vaak uit meidoorn, veldesdoorn, beuk en haagbeuk bestaan.

Struwelen worden zeer extensief beheerd en heggen intensief. Hagen zijn een tussenvorm die ontstaat doordat struwelen op een te smalle strook staan in verhouding tot de soorten struiken. Of het zijn hagen die niet langer regelmatig worden onderhouden.

Struwelen kenmerken zich door hun natuurlijke karakter; het beheer vraagt weinig aandacht. Het is wel belangrijk om bosvorming tegen te gaan en dus boomvormers te weren. Eens in de vijf tot tien jaar kun je daarom de struwelen nalopen en de boomvormers en snelgroeiende struiken terugzetten. Daarbij kun je de takken op hopen of rillen leggen als bescherming en dekking voor de dieren. Als er geen beheer nodig lijkt dan is de gewenste begroeiing bereikt. Het is dan nog wel zaak te zorgen dat het struweel niet de zoom met kruidachtige planten overgroeid. Natuurlijk alleen als u die verovering van het omliggende landschap door struiken en bomen niet wenst.

Het verschil in beheer tussen struweel en hagen is niet groot. In hagen wordt doorgaans meer ingegrepen met als doel een gesloten laagblijvende begroeiing te houden. Vooral de keus in de struiksoorten bepaalt het onderhoud. Als een haag regelmatig wordt teruggezet of geschoren is dat een teken dat er fundamenteel iets misgaat in het onderhoud. De frequentie is namelijk afhankelijk van de soortensamenstelling. Vaak worden bij de aanleg en het beheer de langzame groeiers de dupe van de snelle groeiers. Het is zaak de langzame groeiers te sparen tijdens het onderhoud. Als vuistregel kunt u aanhouden dat iedere vijf jaar een deel van de hagen worden beheerd. Doe je dat met als doel struweel dan zal de ingreep afnemen.

Een heg scheert of knipt u ieder jaar.

Begrazing is als intensief onderhoud. Vermijd daarom begrazing van de zoom en de struwelen, hagen en heggen. Dat kan door een raster op zekere afstand van het landschapselement te plaatsen. Hierdoor ontstaat ook een ‘graasvrije’ zoomvegetatie die voedsel, bescherming en nestgelegenheid biedt.

Aandachtspunten bij het beheer van struwelen, hagen en heggen:

  • Kies bij de aanleg van struweel en haag zoveel mogelijk voor bloeiende en besdragende struiken.
  • Struwelen in de buurt van poelen en waterlopen bieden amfibieën plek om te overwinteren.
  • Struwelen en hagen op zonnige plaatsen zijn waardevol voor dagvlinders en andere insecten.
  • Hagen en heggen die aansluiten op elkaar maken het voor predatoren eenvoudig om hun prooi te belagen.
  • De landschapselementen die in noord-zuidrichting of in de uiterwaarden in de stroomrichting liggen geven de minste invloed op de naastgelegen percelen door schaduwwerking of weerstand.

De soorten die mits op het juiste moment beheerd profiteren van de struwelen, hagen of heggen zijn:

  • Fauna: heggenmus, roodborst, winterkoning, merel, zanglijster, patrijs, fazant, haas, konijn, muizen, marterachtigen.
  • Amfibieën zoals de boomkikker zijn van struweelsoorten afhankelijk;
  • Vogels zoals braamsluiper, fitis en geelgors, merel en zanglijster verblijven en nestelen graag in het struweel
  • Dassen graven hun burchten bij voorkeur onder doornstruwelen.
  • Flora: meidoorn, sleedoorn, veldesdoorn, vlier, vuilboom, hondsroos, egelantier, liguster, braam.
Cookies instellen