Ontwikeling van het gewei bij reeën

Afbeelding: Reebok zonder gewei, afgeworpen

 

Afbeelding: Reebok met eerste aanzet bastgewei
Afbeelding: Reebok met knop bastgewei
Afbeelding: Reebok met gaffel bastgewei
Afbeelding: Reebok met zesender bastgewei
Afbeelding: Reebok met zesender bastgewei volgroeid
Afbeelding: Reebok met net geveegd zesender gewei

Ontwikkeling van het gewei
in periode november tot juni

Bijgewerkt: 2025-09-17T11:53:00+01:00

Elk jaar werpen reebokken hun geweistangen af als gevolg van de start van de groei van een nieuw gewei. In tegenstelling tot eerdere opvattingen is er nog geen duidelijke relatie aangetoond tussen leeftijd en het tijdstip van afwerpen.

Die groei ontstaat na de bronst en wordt beïnvloed door Leefomstandigheden en hormonen. Vooral de beschikbaarheid van voedsel en rust in de periode van augustus tot november is bepalend. Van begin november tot begin juni kunnen we daarom reebokken in de bast zien.

Afb.: Reeënsprong waarvan de reebokken met gewei in de bast
Afb.: Reeënsprong waarvan reebokken met gewei in de bast


De geweien groeien onder de huid op de rozenstokken. Die huid wordt bast genoemd. Tijdens de groei verbeent het weefsel onder de bast tot de geweistang. Aan het einde van de groeiperiode stopt de aanvoer van groeistoffen, waardoor de bast uitdroogt en loskomt van de geweistangen. De bast verdwijnt dan vaak binnen een dag. Hoewel geveegde takken en stammen van houtige gewassen het gevolg zijn van het vegen als territoriaal gedrag, wordt ook het moment waarop het bastweefsel loslaat tijdens dat gedrag ‘vegen’ genoemd.

Het ouder worden van de reebok leidt tot minder groei van de rozenstokken, veel stuwing in de rozen en een compacter gewei.

Geweien zijn uitsteeksels van de schedel die zich na de geboorte ontwikkelen als verlengstukken van een permanente uitstulping (rozenstok) op elk voorhoofdsbeen.

Rozenstokken en geweien ontstaan uit een specifiek gebied van het voorhoofdsbeen: het antlerogene periosteum. De prikkel die de ontwikkeling van de rozenstok op gang brengt, is de toename van circulerende androgenen. De eerste geweistangen (zonder rozen) worden afgeworpen en het jaar daarop opnieuw gevormd in een grotere en complexere vorm. De groei verloopt extreem snel: edelherten kunnen in drie maanden een gewei van twee stangen produceren met een gezamenlijk gewicht van circa 30 kg. Bij het ree is dat gewicht meestal niet meer dan 0,5 kg.

Op de schedel van het reebokkalf begint op een leeftijd van drie maanden het onderhuidse deel van het gewei te groeien: de rozenstokken en de eerste stangen. In zeldzame gevallen kan dit uitgroeien tot een gehoorhoog, circa 12 cm lang gaffelgewei. Bij zwakkere reekalveren zien we de ontwikkeling van het eerste gewei later, soms pas in januari.

In januari en februari wordt dit geweitje meestal afgeworpen, waarna direct de ontwikkeling van het volgende gewei begint. Als reebokken één jaar oud zijn (jaarlingen), hebben ze vaak al hun tweede gewei, dat in tegenstelling tot het eerste gewei rozen bevat. In het derde jaar is het ree volgroeid en kan de geërfde geweivorm onder optimale omstandigheden tot uiting komen.

De rozenstokken groeien gedurende de eerste drie levensjaren flink door, waarbij ze elk jaar dikker worden. De sponsachtige botstructuur verandert geleidelijk in een compactere botstructuur. Dit lijkt onderdeel te zijn van de normale botontwikkeling bij het ree. De rozenstokken blijven echter tot op hoge leeftijd doorgroeien: ze worden jaarlijks iets dikker, terwijl de lengte afneemt. In de dwarsdoorsnede van de rozenstokken zijn deze eerste groeiperiodes ringvormig zichtbaar. (Hübner, 1933)

Ouderdom leidt uiteindelijk tot minder groei van de rozenstokken, veel stuwing in de rozen en een compact gewei.

Deze ontwikkeling maakt het mogelijk om de verandering in dikte en lengte te gebruiken in globale leeftijdsbepaling. (Prof. Stubbe, 1997)

Lees meer over:
Leefijdbepalen aan het gewei

Elk jaar komt de rozenstok van binnenuit tot leven en vormt zich nieuw rozenstokweefsel (de bast), dat verbeent tot het gewei. De druk die daarbij ontstaat veroorzaakt een stuwing, waardoor uitstulpingen aan de buitenzijde optreden, het ree de stangen afwerpt en de nieuwe geweistang wordt gevormd.

De uitstulpingen aan de buitenzijde vormen een krans van ‘parels’ als basis van de nieuwe enden. Vanuit deze krans, die roos wordt genoemd, groeien met de stuwing de stangen met daarin groeven en parels. Men spreekt van dakroos als de parels in de roos zo flexibel zijn dat zij schuin afhangen naar de schedel.

De periode van afwerpen ligt tussen oktober en februari.

Het afwerpen wordt veroorzaakt door veranderingen in de stroming van lichaamsvocht in de rozenstokken, wat leidt tot de vorming van de basthuid en de afzetting van botweefsel. Het benige materiaal wordt zachter onder invloed van lichaamsvocht en er begint nieuw botweefsel te groeien, omsloten door huid. Tijdens de groei is er geen duidelijke overgang tussen oud en nieuw botweefsel. Zodra dit proces ver genoeg gevorderd is, kan het oude gewei al bij de geringste aanraking afbreken, inclusief de aanhechting aan de rozenstok. Hierdoor worden de rozenstokken in de loop der jaren iets korter.

De momenten waarop het gewei begint te groeien, stopt met groeien en wordt afgeworpen, worden gestuurd door hormonen.


Testosteron en pruikengewei

Het mannelijk geslachtshormoon testosteron, dat onder andere door de testikels wordt geproduceerd, heeft veel invloed op de geweigroei. Onderzoek toont aan dat bokkalveren die jong gecastreerd zijn geen gewei ontwikkelen. Als de testikels van bokken beschadigd raken nadat ze al een gewei hebben gezet, groeit hun gewei vaak langer door, soms zelfs zonder dat het zogenoemde pruikengewei wordt afgeworpen.

Zeer zelden groeit er, waarschijnlijk door dezelfde hormonale invloed, bij een reegeit een geitengewei.

Voor meer informatie:
Das passiert am Kolben

Afb.: Geweiontwikkeling, teelbalactiviteit, hormoonspiegel
Afb. Geweiontwikkeling, teelbalactiviteit, hormoonspiegel

Reebokken dragen een gewei, dat zich kenmerkt doordat het jaarlijks groeit en wordt afgeworpen. Elk gewei is daardoor uniek.

De meest voorkomende vorm van het volgroeide reeëngewei is de zesender. Deze wordt weergegeven in onderstaande tekening.

Afbeelding: Opbouw ree gewei
Afbeelding: Opbouw ree gewei

Normaal gesproken ontstaat aan de voorzijde van de stangen een aftakking (voorend) en tussen deze en het bovenste eind een aftakking naar achteren (achterend).

Een reebok met drie enden aan elke stang is een zesender. Die met twee enden aan elke stang is een gaffel, en een bok zonder enden heet een spitser. In uitzonderlijke gevallen wordt een reebok een achtender of meer.

In het eerste jaar zijn er veel reebokken met knoppen. Die eerste geweien hebben echter nog geen rozen. Knopbokken zijn oudere bokken met rozen én knoppen.

Voor meer informatie:
Geweivormen

Cookies instellen